Curaçao weet na 50 jaar oorzaak ramp Julianabrug

Foto: Nationaal Archief
De paniek was groot, op de ochtend van maandag 6 november 1967 in Willemstad. Vandaag precies vijftig jaar geleden. Om tien voor acht markeerde een verwoestend geluid van knarsend staal het einde van de Julianabrug in aanbouw. “Een donderend geraas, de aarde trilde als bij een aardbeving”, herinnert Petra Kleinmoedig (90) zich. “Ik was aan het baden en rende bijna naakt naar buiten, alleen een badjas aan. Ik vergat hem zelfs dicht te knopen, zo erg was ik geschrokken.” Naast de arbeidersopstand van 30 mei 1969 wordt deze gebeurtenis gezien als de grootste ramp uit de Curaçaose geschiedenis. Vijftien mensen kwamen om, waaronder ook zes Europese Nederlanders.


Petra Kleinmoedig (90) samen met fotografe Sinaya Wolfert
Petra woont in Fleur de Marie, een wijkje dat onderdeel is van het stadsgedeelte Scharloo in Punda. Ze kijkt uit over de Annabaai en ziet aan de overkant Otrobanda liggen. Het wijkje ligt op het natuurlijke talud van de Julianabrug. “Buiten renden mensen in paniek alle kanten op. Ik keek naar boven en zag dat de brug weg was.” Buurvrouw Mirna Martis (76) dacht ook aan een vliegtuig. “Ik heb dat geluid nooit meer gehoord, verschrikkelijk. M’n moeder was die dag jarig, maar niemand is op bezoek gekomen. Heel Willemstad was in shock.”

In de jaren zestig was de olie-industrie op Curaçao booming. Enorme tankers voeren in steeds hogere frequentie de Annabaai in en uit, op weg naar Shell-raffinaderij of terug de zee op. De enige verbinding tussen Punda en Otrobanda was de beroemde drijvende pontjesbrug, de Emmabrug. “Die stond meer open dan dicht. De verkeersdruk in de binnenstad was enorm”, zegt Jessica Smits van het Nationaal Archief in Willemstad. Zij doet archiefonderzoek naar de ramp met de Julianabrug. “Die naam kreeg de brug pas in 1974 bij de opening, daarvoor sprak iedereen over de ‘Brug over de Annabaai’. Curaçao was destijds welvarend: elf procent van de mensen op het eiland had een auto. Vergelijk dat met Nederland, waar maar vijf procent van de mensen een auto had.”

Jessica Smits
In 1962 werd begonnen met het grondwerk onder verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat. De brug bestond uit vijftig stalen secties, die in Nederland werden gebouwd. Deze werden per schip naar Curaçao vervoerd. ‘Nadat de bruglandhoofden in 1966 waren afgebouwd, begon het werk om de 25 secties aan de Punda-zijde te monteren. Bij het aanbrengen van sectie 23, brak op 6 november 1967 de verankerde ophanging van deze brughelft en kwam 1600 ton staal met donderend geraas naar beneden vallen, gedeeltelijk in de Annabaai’, zo meldt het Nationale Archief.

De oorzaak en schuldvraag zijn in de loop van de jaren naar de achtergrond verdwenen. Zo zeer zelfs dat de boekjes over de ramp en de lesbrief voor scholen, die dit jaar is ontwikkeld, met geen woord daarover reppen. “Toch zijn er drie rapporten verschenen die daarop een antwoord geven, maar die zijn nooit publiek gemaakt”, zegt archiefonderzoekster Jessica Smits.

Lassen voldoende voor breukoorzaak - Jessica Smits
“Het derde rapport, van professor dr. A.J. Zuithoff, is heel expliciet. De brug heeft door zijn ontwerp de natuurlijke neiging om tijdens de bouw - als de brug nog niet gesloten is - naar voren te hellen. Daarom heeft Rijkswaterstaat de brug met 28 dikke, lange staalkabels verankerd in een betonnen verankeringsblok in de grond. Zestien daarvan waren gebroken.” Zuithoff concludeert na onderzoek dat er niets mis was met de kabels, maar dat er ter plaatse hechtlassen zijn aangebracht om de kabels op hun plaats te houden tijdens het storten. ‘Die hechtlassen hebben de treksterkte en de buigkracht van het hoogwaardig staal op noodlottige wijze beïnvloed’, zo staat in het rapport.

Vandaag herdenkt Curaçao de ramp met de Julianabrug 50 jaar geleden. Donderdag publiceert Smits haar bevindingen en kunnen de geschiedenisboekjes worden herschreven. Voor Petra Kleinmoedig maakt dat geen verschil, zij is sinds de opening van de brug in 1974 nooit opgegaan. “Ik heb nog steeds angst als ik terugdenk aan die dag in 1967.”

-0-0-0-

Dit artikel verscheen op 6 november 2017 in dagblad Trouw