bron: Tweede Kamer
De vaste commissies voor Defensie en voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken hebben een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie over de brief van 26 maart 2008 inzake de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba
1. Op welke termijn zullen de eilanden Curaçao en St. Maarten een zelfstandig land binnen het Koninkrijk vormen? Op welke wijze zal de Kamer bij de formele besluitvorming betrokken worden? Kunt u in de beantwoording een tijdspad aangeven met een overzicht van overlegmomenten met de Tweede Kamer?
In de voortgangsrapportage van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 31 maart 2008 (TK 2007–2008, 31 200 IV, nr. 32), is geconstateerd dat de streefdatum van 15 december 2008 voor het ingaan van de nieuwe staatkundige status niet langer haalbaar is. In de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 5 juni 2008 over het politiek overleg voortgang staatkundig proces op 22 mei 2008 te Curaçao (TK 2007–2008, 31 200 IV, nr. 53) wordt ingegaan op de nieuwe streefdatum nu 15 december 2008 niet haalbaar is gebleken. Besloten is tot een gemeenschappelijke aanvraag tot voorlichting van de Raad van State. Door de periodieke toezending van voortgangsrapportages alsmede verslagen van de gevoerde overleggen wordt de Kamer op de hoogte gehouden van de voortgang. Daarnaast vindt regelmatig algemeen overleg plaats met de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken. De Kamer is bij de formele besluitvorming betrokken bij de totstandkoming van Rijkswetten en de wijziging van het Statuut.
2. Hoe kan gesteld worden dat «naar het zich laat aanzien, het land Nederlandse Antillen op 15 december 2008 ophoudt te bestaan», wanneer in uw eigen Voortgangsrapportage staatkundig proces Nederlandse Antillen van 28 november 2007 nog gesteld wordt dat de voortgang van het proces naar ontmanteling van de Nederlandse Antillen per 15 december zorgelijk is?
Zie het antwoord op vraag 1.
3. Waarom wordt gesteld dat de eilanden Curaçao en St. Maarten een zelfstandigland zullen worden binnen het Koninkrijk, terwijl de Kamer hierover nog geenszins een formeel besluit heeft genomen?
In de Slotverklaring van 2 november 2006 zijn de voorwaarden vastgelegd waaronder Curaçao en Sint Maarten land kunnen worden binnen het Koninkrijk. Slechts indien aan de gezamenlijk daarover afgesproken criteria wordt voldaan, kan er sprake zijn van de Landsstatus. Er is dus geen sprake van een automatische overgang naar landstatus.
4. Door wie zal de grondige studie naar de haalbaarheid van één uniformerechtspositie voor het bij de Kustwacht werkzame personeel wordenuitgevoerd? Wanneer zal de Kamer over de resultaten worden geïnformeerd?
De bevoegde autoriteiten van de Nederlandse Antillen en Aruba dragen zorg voor de regeling van de rechtspositie voor het Nederlands Antilliaanse respectievelijk het Arubaanse personeel van de Kustwacht. In de Rijkswet Kustwacht, die in de loop van dit jaar in werking zal treden, is vastgelegd dat die regeling onderling overeenstemmend is. De drie landen van het Koninkrijk voeren nog nader overleg over de modaliteiten van de studie naar de haalbaarheid van één uniforme rechtspositie, waaronder de uitvoering en de termijn waarbinnen de studie moet worden Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 131 2 afgerond. De Kamer zal te zijner tijd over de resultaten van de studie worden geïnformeerd.
5. Hoe worden de projecten waarbinnen politie, douane en Kustwacht gezamenlijkopereren afgebakend? Hoe zijn hierbinnen de verantwoordelijkheden verdeeld?
De ministers van Justitie van de drie landen van het Koninkrijk stellen jaarlijks het justitieel beleid voor de Kustwacht vast in het justitieel beleidsplan. Het APB van de Kustwacht wordt hier mede op gebaseerd. De gezamenlijke projecten zijn daarvan een afgeleide. In het Vierhoekoverleg tussen de douane, de politie, de Kustwacht en het penbaar ministerie worden voorgestelde projecten nader besproken en afgebakend.
De uitvoering van de projecten vindt plaats onder aansturing van het betreffende Openbaar Ministerie. Daarnaast heeft iedere ketenpartner haar eigen verantwoordelijkheid, in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag, voor de eigen bijdrage aan gezamenlijke projecten.
6. Welke gebeurtenissen en/of ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat het voorkomen of opsporen van grensoverschrijdende drugstransporten van of naar de Nederlandse Antillen of Aruba voor 2008 als hoogste prioriteit voor de Kustwacht geldt?
De ministers van Justitie stellen de justitiële prioriteiten voor de Kustwacht vast. De bestrijding van de grensoverschrijdende drugstransporten was in 1996 de directe aanleiding voor de oprichting van de Kustwacht en behoort tot op de dag van vandaag onverminderd tot de justitiële prioriteiten.
7. Hoe zal de 80% van de totaal beschikbare capaciteit van de Kustwacht worden verdeeld over de verschillende prioriteitsgebieden (bestrijding drugstransporten, opsporing van vuurwapens, bestrijding van mensensmokkel)?
De bovengenoemde prioriteitsgebieden zijn niet of nauwelijks te scheiden binnen de taakuitoefening van de Kustwacht. Operationele activiteiten staan vooral in het teken van de genoemde drie prioriteiten. Medewerkers van de Kustwacht die uitvaren en -vliegen zijn zich bewust van deze prioriteiten en nemen deze allen mee in hun taakopdracht. Uit de praktijk blijkt, ook in de omringende landen, dat criminele organisaties zich veelal niet
richten op één specifiek aandachtsgebied, maar hun geld verdienen met een breed scala aan illegale activiteiten, waaronder drugs- en wapensmokkel en mensenhandel. Zo heeft de Kustwacht eind 2007 onder meer twee transporten van illegalen onderschept waarbij tevens sprake was van het vervoer van verdovende middelen.
8. Waarom wil de Kustwacht zich meer gaan richten op mensensmokkel en illegale migratie? Bestaan er concrete aanwijzingen dat hiervoor een noodzaak bestaat? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren?
De Kustwacht zal zich meer gaan richten op de bestrijding van mensensmokkel en illegale migratie omdat de Ministers van Justitie van de drie landen van het Koninkrijk daartoe opdracht hebben gegeven in het kader van de justitiële prioriteiten voor de Kustwacht. Zowel de Benedenwindse als de Bovenwindse eilanden van de Nederlandse Antillen worden gebruikt als springplank voor mensensmokkeltrajecten (APB 2009–2013, Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 131 3 blz. 19). Dit blijkt onder meer uit het recente rapport «Georganiseerde criminaliteit en de rechtshandhaving op Sint Maarten» van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum, waarover u bent geïnformeerd bij brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d 8 oktober 2007 (TK 2007–2008, 31 200 IV, nr. 6).
9. Welke middelen zal de Kustwacht inzetten om het samenwerkingsproces met Frankrijk inzake het plaatsen van walradars op St. Maarten te continueren en te intensiveren? Hoe kan voorkomen worden dat het plaatsenvan walradars op St. Maarten door complexiteit aan de Franse zijde onnodige vertraging oploopt?
Over de eventuele plaatsing van een permanent walradarsysteem op de Bovenwindse eilanden van de Nederlandse Antillen moet eerst nog politieke besluitvorming plaatsvinden in de Rijksministerraad. Daarbij zullen ook de mogelijkheden tot méér (operationele) samenwerking met Frankrijk, bijvoorbeeld in de vorm van plaatsing van enkele radarposten op het Franse deel van Sint Maarten en uitwisseling van informatie, in beschouwing worden genomen. Die mogelijkheden zijn het afgelopen jaar door Nederland onder de aandacht gebracht tijdens bilateraal justitieel overleg met de Franse autoriteiten in Parijs over samenwerking op het gebied van persoonscontroles en grensverkeer op Sint Maarten. De goede operationele contacten tussen de Kustwacht en de Franse rechtshandhavingsdiensten op Sint Maarten kunnen vooral behulpzaam zijn in het kader van uitvoeringsvraagstukken.
10. Zijn er concrete cijfers en/of gegevens beschikbaar over de ontwikkeling in de omvang van de grensoverschrijdende drugstransporten van of naar de Nederlandse Antillen? Zo neen, waarom niet?
De schattingen van diverse opsporingsinstanties over de (ontwikkeling in) de omvang van de grensoverschrijdende drugstransporten van of naar de Nederlandse Antillen en Aruba lopen uiteen. Inzicht in de omvang en trends in deze markt krijgen hun beslag in maritieme criminaliteitsbeeldanalyses die onder regie van het Openbaar Ministerie van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Openbaar Ministerie van Aruba en in samenspraak
met de betrokken opsporingsdiensten van de beide Landen, waaronder de Kustwacht, sinds 2004 worden ontwikkeld. De Info-unit van de Kustwacht, die vorig jaar is opgericht ten behoeve van de versterking van de informatiepositie van de Kustwacht, geeft een nieuwe impuls aan de opbouw van het maritieme criminaliteitsbeeld.
11. Is er aanleiding te veronderstellen dat de transporteurs van drugs nieuwe vervoermiddelen hebben gevonden voor hun transport, zoals bijvoorbeeld containers?
Ja, de indruk bestaat dat de transporteurs van drugs andere wegen bewandelen, zowel qua methode als qua route, dan voorheen. Dit valt onder meer af te leiden uit de vermindering van het aantal en de omvang van de onderschepte drugstransporten en het gebruik van andere vaartuigen dan go-fasts, zoals reguliere vissersboten en pleziervaartuigen en mogelijk ook containerschepen.
12. (en13) Om welke reden(en) is het tot op dit moment onmogelijk gebleken een
goed functionerende medezeggenschap te creëren bij de Kustwacht? Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 131 4 Hoe zal de medezeggenschap op «informele basis» in staat worden gesteld haar taak naar behoren uit te voeren? Welke structuur zal deze medezeggenschap op «informele basis» kennen? Welke rechten en plichten zullen deelnemers aan deze «informele» medezeggenschap krijgen?
In de Nederlandse Antillen en Aruba kent men formeel slechts een regeling voor het georganiseerd overleg op centraal niveau. Er bestaat geen regelgeving op het gebied van sectoraal overleg en op het gebied van medezeggenschap bij overheidsinstellingen op het niveau van diensteenheden, zoals de Kustwacht. Bij eerdere pogingen medezeggenschap bij de Kustwacht in te voeren is duidelijk geworden dat de Nederlandse overlegstructuur en -cultuur onvoldoende aansluit bij de overlegcultuur van het lokale personeel, inclusief de (lokale) leidinggevenden, en de lokale vakbonden, waardoor het tot nu toe onmogelijk is gebleken een
vorm van (functionerende) medezeggenschap bij de Kustwacht te creëren. Medezeggenschap bij de Kustwacht zal van de grond af aan moeten worden opgebouwd. Het ontwikkelen van de structuur van de medezeggenschap bij de Kustwacht vormt momenteel onderwerp van gesprek tussen de Commandant Kustwacht en de bij de Kustwacht betrokken Antilliaanse en Arubaanse vakbonden, alsmede de Nederlandse vakbonden voor Defensie personeel.
14. Op welke manier zal het personeel van de Kustwacht worden betrokken bij de vervolmaking van het in te zetten en te handhaven integriteitbeleid?
De Kustwacht zal het personeel in al haar geledingen betrekken bij de vervolmaking van de handhaving van het integriteitsbeleid, onder meer door het ontwikkelen van een helder normenkader met betrekking tot gewenst gedrag en het uitdragen daarvan en het optimaliseren van de professionele integriteit van de individuele medewerker. Aan een daartoe strekkend intern plan van aanpak zal dit jaar uitvoering worden gegeven.
15. Zullen bij de ontwikkeling van het integriteitbeleid van de Kustwacht deaanbevelingen als in 2006 gedaan door de Commissie Staal, met name voor wat betreft het voorkomen van ongewenst seksueel en/of discriminerend gedrag binnen de Kustwacht, worden meegenomen?
De aanbevelingen van de Commissie Staal uit 2006 zijn in een andere context (land, betrokken organisatie, medewerkers, werkzaamheden, etc) tot stand gekomen en hebben geen betrekking op een civiele opsporingsorganisatie zoals de Kustwacht. Waar mogelijk en relevant zullen de
aanbevelingen van de Commissie Staal echter worden bezien op toepasbaarheid binnen de Kustwachtorganisatie.
16. Kan in een tabel aangegeven worden hoe de inzet van middelen, Rhibs,
patrouilleschepen, helikopters, bemanning ) was c.q. zal zijn in 2007, 2008 en 2009, waarbij per jaar wordt aangegeven:
– Hoe de inzet idealiter zou zijn voor de gewenste taakuitoefeningwanneer er geen sprake zal zijn van storingen, onderhoud etc;
– Hoe de inzet reëel was/zal zijn;
– Wat de oorzaken van de verschillen zal zijn; – wat in het thans lopend/voorgenomen beleid is ter verbetering?
In het Jaarverslag van de Kustwacht over 2007, dat binnenkort ter goedkeuring aan de Rijksministerraad zal worden voorgelegd en aansluitend aan u wordt aangeboden, licht de Commandant Kustwacht de inzet van Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 131 5 zijn middelen en de realisatie over 2007 toe. Voor het overzicht van de beoogde inzet van middelen voor 2008 verwijs ik u naar de tabel op blz. 26 van het APB 2009–2013. Over de realisatie van deze middelen in 2008 zal de Commandant Kustwacht in zijn Jaarverslag over 2008 rapporteren. De beoogde inzet voor 2009 maakt onderdeel uit van het eerstvolgende Activiteitenplan en Begroting 2010–2014, dat nog moet worden opgesteld en uiterlijk begin volgend jaar aan de Rijksministerraad ter goedkeuring zal worden voorgelegd.
17. (en 18) Kunt u aangeven op welke terreinen er kwantitatieve ( meetbare ) doelstellingen zijn geformuleerd, en per doelstelling aangeven hoe groot diedoelstelling is en wat de belangrijkste risico’s/bedreigingen voor die doelstellingzijn? Kunt u bij voorkeur in een tabelvorm aangeven wat voor de jaren 2009 t/m 2013 de belangrijkste te behalen mijlpalen zijn ( zoals organisatie X 100% functioneel; verdrag X getekend, verdrag X in werking etc. ) en per mijlpaal precies aangeven wanneer welk voortgangsstadium moet zijn bereikt, en wat dan precies de criteria zijn zoals die gelden om adequaat te kunnen bepalen wat dat voortgangsstadium inhoudt?
De doelstellingen van de Kustwacht zijn per taakgebied SMART geformuleerd en zijn opgenomen in de verdiepingsbijlage bij het APB 2009–2013 (Bijlage A, blz. 48 t/m 65). De Kustwacht heeft per taakgebied een inspanningsverplichting. Die wordt vertaald in aantallen preventieve patrouilles per taakgebied en in de wijze van repressief optreden, jaarlijks overeen te komen tussen de Kustwacht en de betrokken ministeries (zie blz. 48 en 49 van het APB). In het APB (blz. 11) wordt ook geconstateerd dat de huidige systematiek voor de meting van de effectiviteit van het repressief vermogen en de effectiviteit van het optreden inmiddels vijf jaar oud is en gedateerd begint te raken. Daarom wordt deze systematiek thans geëvalueerd. Het streven van de Kustwacht is erop gericht in het eerstvolgende APB 2010–2014 een aanzet te geven voor de verdere ontwikkeling van doelstellingen, kritische succesfactoren en prestatieindicatoren voor de effectiviteit van de Kustwacht. Dit gebeurt in samenspraak met alle betrokken ministeries.
19. De operationele doelstelling houdt onder andere in «het versterken en waarborgen van de rechtszekerheid en de mensenrechten». Over welke mensenrechten heeft u het wanneer u zegt dat de operationele doelstelling onder andere inhoudt het versterken en waarborgen van de rechtszekerheid en de mensenrechten, en gebaseerd op welke wetgeving beschouwt u dit als mensenrechten?
Noch in de operationele doelstellingen van de Kustwacht, noch in mijn aanbiedingsbrief bij het APB 2009–2013 of het beleidsdocument zelf is sprake van het «versterken en waarborgen van de rechtszekerheid en de mensenrechten». Deze verwijzing kan ik derhalve niet herleiden tot concrete doelstellingen voor de Kustwacht.
20. Hoe verhouden het beleid, de activiteiten en de begroting van de kustwacht voor de Nederlandse Antillen zich tot een eventuele afgelasting van de aangekondigde staatkundige vernieuwing?
De gevolgen van de staatkundige ontwikkelingen op de Kustwacht worden meegenomen in het Lange Termijn Plan 2008–2018 voor de Kustwacht, dat thans in opdracht van de Rijksministerraad wordt opgesteld. Naar het zich thans laat aanzien, zal een eventuele afgelasting van de Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 131 6 aangekondigde staatkundige vernieuwingen nauwelijks gevolgen hebben voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. De taken en het bewakingsgebied blijven in dat geval immers ongewijzigd.
21. Staan er nog vorderingen open op Aruba en de Nederlandse Antillen betreffende kustwachtbijdragen?
Op Aruba staat de vordering over de periode 1999–2002 nog open. Tevens is van Aruba de bijdrage over 2007 nog niet ontvangen, de rekening daarvoor is begin 2008 verzonden. De Nederlandse Antillen hebben al hun bijdragen voldaan.
22. Heeft Aruba inmiddels de 7,9 miljoen aan kustwachtbijdragen over de periode 1999–2002 overgemaakt?
Zie het antwoord op vraag 21.
De vaste commissies voor Defensie en voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken hebben een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Defensie over de brief van 26 maart 2008 inzake de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba
1. Op welke termijn zullen de eilanden Curaçao en St. Maarten een zelfstandig land binnen het Koninkrijk vormen? Op welke wijze zal de Kamer bij de formele besluitvorming betrokken worden? Kunt u in de beantwoording een tijdspad aangeven met een overzicht van overlegmomenten met de Tweede Kamer?
In de voortgangsrapportage van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 31 maart 2008 (TK 2007–2008, 31 200 IV, nr. 32), is geconstateerd dat de streefdatum van 15 december 2008 voor het ingaan van de nieuwe staatkundige status niet langer haalbaar is. In de brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 5 juni 2008 over het politiek overleg voortgang staatkundig proces op 22 mei 2008 te Curaçao (TK 2007–2008, 31 200 IV, nr. 53) wordt ingegaan op de nieuwe streefdatum nu 15 december 2008 niet haalbaar is gebleken. Besloten is tot een gemeenschappelijke aanvraag tot voorlichting van de Raad van State. Door de periodieke toezending van voortgangsrapportages alsmede verslagen van de gevoerde overleggen wordt de Kamer op de hoogte gehouden van de voortgang. Daarnaast vindt regelmatig algemeen overleg plaats met de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken. De Kamer is bij de formele besluitvorming betrokken bij de totstandkoming van Rijkswetten en de wijziging van het Statuut.
2. Hoe kan gesteld worden dat «naar het zich laat aanzien, het land Nederlandse Antillen op 15 december 2008 ophoudt te bestaan», wanneer in uw eigen Voortgangsrapportage staatkundig proces Nederlandse Antillen van 28 november 2007 nog gesteld wordt dat de voortgang van het proces naar ontmanteling van de Nederlandse Antillen per 15 december zorgelijk is?
Zie het antwoord op vraag 1.
3. Waarom wordt gesteld dat de eilanden Curaçao en St. Maarten een zelfstandigland zullen worden binnen het Koninkrijk, terwijl de Kamer hierover nog geenszins een formeel besluit heeft genomen?
In de Slotverklaring van 2 november 2006 zijn de voorwaarden vastgelegd waaronder Curaçao en Sint Maarten land kunnen worden binnen het Koninkrijk. Slechts indien aan de gezamenlijk daarover afgesproken criteria wordt voldaan, kan er sprake zijn van de Landsstatus. Er is dus geen sprake van een automatische overgang naar landstatus.
4. Door wie zal de grondige studie naar de haalbaarheid van één uniformerechtspositie voor het bij de Kustwacht werkzame personeel wordenuitgevoerd? Wanneer zal de Kamer over de resultaten worden geïnformeerd?
De bevoegde autoriteiten van de Nederlandse Antillen en Aruba dragen zorg voor de regeling van de rechtspositie voor het Nederlands Antilliaanse respectievelijk het Arubaanse personeel van de Kustwacht. In de Rijkswet Kustwacht, die in de loop van dit jaar in werking zal treden, is vastgelegd dat die regeling onderling overeenstemmend is. De drie landen van het Koninkrijk voeren nog nader overleg over de modaliteiten van de studie naar de haalbaarheid van één uniforme rechtspositie, waaronder de uitvoering en de termijn waarbinnen de studie moet worden Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 131 2 afgerond. De Kamer zal te zijner tijd over de resultaten van de studie worden geïnformeerd.
5. Hoe worden de projecten waarbinnen politie, douane en Kustwacht gezamenlijkopereren afgebakend? Hoe zijn hierbinnen de verantwoordelijkheden verdeeld?
De ministers van Justitie van de drie landen van het Koninkrijk stellen jaarlijks het justitieel beleid voor de Kustwacht vast in het justitieel beleidsplan. Het APB van de Kustwacht wordt hier mede op gebaseerd. De gezamenlijke projecten zijn daarvan een afgeleide. In het Vierhoekoverleg tussen de douane, de politie, de Kustwacht en het penbaar ministerie worden voorgestelde projecten nader besproken en afgebakend.
De uitvoering van de projecten vindt plaats onder aansturing van het betreffende Openbaar Ministerie. Daarnaast heeft iedere ketenpartner haar eigen verantwoordelijkheid, in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag, voor de eigen bijdrage aan gezamenlijke projecten.
6. Welke gebeurtenissen en/of ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat het voorkomen of opsporen van grensoverschrijdende drugstransporten van of naar de Nederlandse Antillen of Aruba voor 2008 als hoogste prioriteit voor de Kustwacht geldt?
De ministers van Justitie stellen de justitiële prioriteiten voor de Kustwacht vast. De bestrijding van de grensoverschrijdende drugstransporten was in 1996 de directe aanleiding voor de oprichting van de Kustwacht en behoort tot op de dag van vandaag onverminderd tot de justitiële prioriteiten.
7. Hoe zal de 80% van de totaal beschikbare capaciteit van de Kustwacht worden verdeeld over de verschillende prioriteitsgebieden (bestrijding drugstransporten, opsporing van vuurwapens, bestrijding van mensensmokkel)?
De bovengenoemde prioriteitsgebieden zijn niet of nauwelijks te scheiden binnen de taakuitoefening van de Kustwacht. Operationele activiteiten staan vooral in het teken van de genoemde drie prioriteiten. Medewerkers van de Kustwacht die uitvaren en -vliegen zijn zich bewust van deze prioriteiten en nemen deze allen mee in hun taakopdracht. Uit de praktijk blijkt, ook in de omringende landen, dat criminele organisaties zich veelal niet
richten op één specifiek aandachtsgebied, maar hun geld verdienen met een breed scala aan illegale activiteiten, waaronder drugs- en wapensmokkel en mensenhandel. Zo heeft de Kustwacht eind 2007 onder meer twee transporten van illegalen onderschept waarbij tevens sprake was van het vervoer van verdovende middelen.
8. Waarom wil de Kustwacht zich meer gaan richten op mensensmokkel en illegale migratie? Bestaan er concrete aanwijzingen dat hiervoor een noodzaak bestaat? Zo ja, kunt u de Kamer hierover informeren?
De Kustwacht zal zich meer gaan richten op de bestrijding van mensensmokkel en illegale migratie omdat de Ministers van Justitie van de drie landen van het Koninkrijk daartoe opdracht hebben gegeven in het kader van de justitiële prioriteiten voor de Kustwacht. Zowel de Benedenwindse als de Bovenwindse eilanden van de Nederlandse Antillen worden gebruikt als springplank voor mensensmokkeltrajecten (APB 2009–2013, Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 131 3 blz. 19). Dit blijkt onder meer uit het recente rapport «Georganiseerde criminaliteit en de rechtshandhaving op Sint Maarten» van het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum, waarover u bent geïnformeerd bij brief van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d 8 oktober 2007 (TK 2007–2008, 31 200 IV, nr. 6).
9. Welke middelen zal de Kustwacht inzetten om het samenwerkingsproces met Frankrijk inzake het plaatsen van walradars op St. Maarten te continueren en te intensiveren? Hoe kan voorkomen worden dat het plaatsenvan walradars op St. Maarten door complexiteit aan de Franse zijde onnodige vertraging oploopt?
Over de eventuele plaatsing van een permanent walradarsysteem op de Bovenwindse eilanden van de Nederlandse Antillen moet eerst nog politieke besluitvorming plaatsvinden in de Rijksministerraad. Daarbij zullen ook de mogelijkheden tot méér (operationele) samenwerking met Frankrijk, bijvoorbeeld in de vorm van plaatsing van enkele radarposten op het Franse deel van Sint Maarten en uitwisseling van informatie, in beschouwing worden genomen. Die mogelijkheden zijn het afgelopen jaar door Nederland onder de aandacht gebracht tijdens bilateraal justitieel overleg met de Franse autoriteiten in Parijs over samenwerking op het gebied van persoonscontroles en grensverkeer op Sint Maarten. De goede operationele contacten tussen de Kustwacht en de Franse rechtshandhavingsdiensten op Sint Maarten kunnen vooral behulpzaam zijn in het kader van uitvoeringsvraagstukken.
10. Zijn er concrete cijfers en/of gegevens beschikbaar over de ontwikkeling in de omvang van de grensoverschrijdende drugstransporten van of naar de Nederlandse Antillen? Zo neen, waarom niet?
De schattingen van diverse opsporingsinstanties over de (ontwikkeling in) de omvang van de grensoverschrijdende drugstransporten van of naar de Nederlandse Antillen en Aruba lopen uiteen. Inzicht in de omvang en trends in deze markt krijgen hun beslag in maritieme criminaliteitsbeeldanalyses die onder regie van het Openbaar Ministerie van de Nederlandse Antillen respectievelijk het Openbaar Ministerie van Aruba en in samenspraak
met de betrokken opsporingsdiensten van de beide Landen, waaronder de Kustwacht, sinds 2004 worden ontwikkeld. De Info-unit van de Kustwacht, die vorig jaar is opgericht ten behoeve van de versterking van de informatiepositie van de Kustwacht, geeft een nieuwe impuls aan de opbouw van het maritieme criminaliteitsbeeld.
11. Is er aanleiding te veronderstellen dat de transporteurs van drugs nieuwe vervoermiddelen hebben gevonden voor hun transport, zoals bijvoorbeeld containers?
Ja, de indruk bestaat dat de transporteurs van drugs andere wegen bewandelen, zowel qua methode als qua route, dan voorheen. Dit valt onder meer af te leiden uit de vermindering van het aantal en de omvang van de onderschepte drugstransporten en het gebruik van andere vaartuigen dan go-fasts, zoals reguliere vissersboten en pleziervaartuigen en mogelijk ook containerschepen.
12. (en13) Om welke reden(en) is het tot op dit moment onmogelijk gebleken een
goed functionerende medezeggenschap te creëren bij de Kustwacht? Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 131 4 Hoe zal de medezeggenschap op «informele basis» in staat worden gesteld haar taak naar behoren uit te voeren? Welke structuur zal deze medezeggenschap op «informele basis» kennen? Welke rechten en plichten zullen deelnemers aan deze «informele» medezeggenschap krijgen?
In de Nederlandse Antillen en Aruba kent men formeel slechts een regeling voor het georganiseerd overleg op centraal niveau. Er bestaat geen regelgeving op het gebied van sectoraal overleg en op het gebied van medezeggenschap bij overheidsinstellingen op het niveau van diensteenheden, zoals de Kustwacht. Bij eerdere pogingen medezeggenschap bij de Kustwacht in te voeren is duidelijk geworden dat de Nederlandse overlegstructuur en -cultuur onvoldoende aansluit bij de overlegcultuur van het lokale personeel, inclusief de (lokale) leidinggevenden, en de lokale vakbonden, waardoor het tot nu toe onmogelijk is gebleken een
vorm van (functionerende) medezeggenschap bij de Kustwacht te creëren. Medezeggenschap bij de Kustwacht zal van de grond af aan moeten worden opgebouwd. Het ontwikkelen van de structuur van de medezeggenschap bij de Kustwacht vormt momenteel onderwerp van gesprek tussen de Commandant Kustwacht en de bij de Kustwacht betrokken Antilliaanse en Arubaanse vakbonden, alsmede de Nederlandse vakbonden voor Defensie personeel.
14. Op welke manier zal het personeel van de Kustwacht worden betrokken bij de vervolmaking van het in te zetten en te handhaven integriteitbeleid?
De Kustwacht zal het personeel in al haar geledingen betrekken bij de vervolmaking van de handhaving van het integriteitsbeleid, onder meer door het ontwikkelen van een helder normenkader met betrekking tot gewenst gedrag en het uitdragen daarvan en het optimaliseren van de professionele integriteit van de individuele medewerker. Aan een daartoe strekkend intern plan van aanpak zal dit jaar uitvoering worden gegeven.
15. Zullen bij de ontwikkeling van het integriteitbeleid van de Kustwacht deaanbevelingen als in 2006 gedaan door de Commissie Staal, met name voor wat betreft het voorkomen van ongewenst seksueel en/of discriminerend gedrag binnen de Kustwacht, worden meegenomen?
De aanbevelingen van de Commissie Staal uit 2006 zijn in een andere context (land, betrokken organisatie, medewerkers, werkzaamheden, etc) tot stand gekomen en hebben geen betrekking op een civiele opsporingsorganisatie zoals de Kustwacht. Waar mogelijk en relevant zullen de
aanbevelingen van de Commissie Staal echter worden bezien op toepasbaarheid binnen de Kustwachtorganisatie.
16. Kan in een tabel aangegeven worden hoe de inzet van middelen, Rhibs,
patrouilleschepen, helikopters, bemanning ) was c.q. zal zijn in 2007, 2008 en 2009, waarbij per jaar wordt aangegeven:
– Hoe de inzet idealiter zou zijn voor de gewenste taakuitoefeningwanneer er geen sprake zal zijn van storingen, onderhoud etc;
– Hoe de inzet reëel was/zal zijn;
– Wat de oorzaken van de verschillen zal zijn; – wat in het thans lopend/voorgenomen beleid is ter verbetering?
In het Jaarverslag van de Kustwacht over 2007, dat binnenkort ter goedkeuring aan de Rijksministerraad zal worden voorgelegd en aansluitend aan u wordt aangeboden, licht de Commandant Kustwacht de inzet van Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 131 5 zijn middelen en de realisatie over 2007 toe. Voor het overzicht van de beoogde inzet van middelen voor 2008 verwijs ik u naar de tabel op blz. 26 van het APB 2009–2013. Over de realisatie van deze middelen in 2008 zal de Commandant Kustwacht in zijn Jaarverslag over 2008 rapporteren. De beoogde inzet voor 2009 maakt onderdeel uit van het eerstvolgende Activiteitenplan en Begroting 2010–2014, dat nog moet worden opgesteld en uiterlijk begin volgend jaar aan de Rijksministerraad ter goedkeuring zal worden voorgelegd.
17. (en 18) Kunt u aangeven op welke terreinen er kwantitatieve ( meetbare ) doelstellingen zijn geformuleerd, en per doelstelling aangeven hoe groot diedoelstelling is en wat de belangrijkste risico’s/bedreigingen voor die doelstellingzijn? Kunt u bij voorkeur in een tabelvorm aangeven wat voor de jaren 2009 t/m 2013 de belangrijkste te behalen mijlpalen zijn ( zoals organisatie X 100% functioneel; verdrag X getekend, verdrag X in werking etc. ) en per mijlpaal precies aangeven wanneer welk voortgangsstadium moet zijn bereikt, en wat dan precies de criteria zijn zoals die gelden om adequaat te kunnen bepalen wat dat voortgangsstadium inhoudt?
De doelstellingen van de Kustwacht zijn per taakgebied SMART geformuleerd en zijn opgenomen in de verdiepingsbijlage bij het APB 2009–2013 (Bijlage A, blz. 48 t/m 65). De Kustwacht heeft per taakgebied een inspanningsverplichting. Die wordt vertaald in aantallen preventieve patrouilles per taakgebied en in de wijze van repressief optreden, jaarlijks overeen te komen tussen de Kustwacht en de betrokken ministeries (zie blz. 48 en 49 van het APB). In het APB (blz. 11) wordt ook geconstateerd dat de huidige systematiek voor de meting van de effectiviteit van het repressief vermogen en de effectiviteit van het optreden inmiddels vijf jaar oud is en gedateerd begint te raken. Daarom wordt deze systematiek thans geëvalueerd. Het streven van de Kustwacht is erop gericht in het eerstvolgende APB 2010–2014 een aanzet te geven voor de verdere ontwikkeling van doelstellingen, kritische succesfactoren en prestatieindicatoren voor de effectiviteit van de Kustwacht. Dit gebeurt in samenspraak met alle betrokken ministeries.
19. De operationele doelstelling houdt onder andere in «het versterken en waarborgen van de rechtszekerheid en de mensenrechten». Over welke mensenrechten heeft u het wanneer u zegt dat de operationele doelstelling onder andere inhoudt het versterken en waarborgen van de rechtszekerheid en de mensenrechten, en gebaseerd op welke wetgeving beschouwt u dit als mensenrechten?
Noch in de operationele doelstellingen van de Kustwacht, noch in mijn aanbiedingsbrief bij het APB 2009–2013 of het beleidsdocument zelf is sprake van het «versterken en waarborgen van de rechtszekerheid en de mensenrechten». Deze verwijzing kan ik derhalve niet herleiden tot concrete doelstellingen voor de Kustwacht.
20. Hoe verhouden het beleid, de activiteiten en de begroting van de kustwacht voor de Nederlandse Antillen zich tot een eventuele afgelasting van de aangekondigde staatkundige vernieuwing?
De gevolgen van de staatkundige ontwikkelingen op de Kustwacht worden meegenomen in het Lange Termijn Plan 2008–2018 voor de Kustwacht, dat thans in opdracht van de Rijksministerraad wordt opgesteld. Naar het zich thans laat aanzien, zal een eventuele afgelasting van de Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 X, nr. 131 6 aangekondigde staatkundige vernieuwingen nauwelijks gevolgen hebben voor de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. De taken en het bewakingsgebied blijven in dat geval immers ongewijzigd.
21. Staan er nog vorderingen open op Aruba en de Nederlandse Antillen betreffende kustwachtbijdragen?
Op Aruba staat de vordering over de periode 1999–2002 nog open. Tevens is van Aruba de bijdrage over 2007 nog niet ontvangen, de rekening daarvoor is begin 2008 verzonden. De Nederlandse Antillen hebben al hun bijdragen voldaan.
22. Heeft Aruba inmiddels de 7,9 miljoen aan kustwachtbijdragen over de periode 1999–2002 overgemaakt?
Zie het antwoord op vraag 21.