bron: OM Nederlandse Antillen
Naar de oorzaak van het ongeval op de Seamec II is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Het strafrechtelijk onderzoek liep samen met het onderzoek door Bureau Arbeidsinspectie en het Departement voor de Scheepvaart in samenwerking met Havenveiligheidsinspectie.
De oorzaak van het ongeval is een ophoping van gas geweest in een ballasttank nabij de boegschroef, dat tot ontbranding/ontploffing is gebracht. Het gasmengsel bestond uit acetyleen en zuurstof dat normaliter gebruikt wordt voor het branden en lassen. Technisch is het niet mogelijk gebleken om de ontstekingsbron aan te wijzen.
Het gasmengsel is in de ballasttank gekomen door twee slangen die aangesloten waren op een manifold die aan dek stond van de Seamec II. Op deze manifold waren meerdere slangen aangesloten. De individuele slangen dienen te worden afgesloten wanneer de brand- of laswerkzaamheden worden gestaakt, door de werknemers die met die werkzaamheden zijn belast. De manifold zelf was ’s nachts niet afgesloten.
Uit het onderzoek is wel gebleken wie als laatste met de slangen, die bij de bewuste ballasttank zijn gevonden, hebben gewerkt, echter tussen het tijdstip waarop deze werkzaamheden zijn gestaakt en het tijdstip van de ontploffing ligt een periode van ongeveer 15 uur. Niet is komen vast te staan dat er door anderen in deze periode is gewerkt met deze slangen, echter is ook niet onomstotelijk vast komen te staan dat dit niet het geval is geweest.
Dit betekent dat in de strafrechtelijke zin niemand als verantwoordelijke kan worden aangewezen en een strafrechtelijke vervolging dus niet mogelijk is.
Naar de oorzaak van het ongeval op de Seamec II is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Het strafrechtelijk onderzoek liep samen met het onderzoek door Bureau Arbeidsinspectie en het Departement voor de Scheepvaart in samenwerking met Havenveiligheidsinspectie.
De oorzaak van het ongeval is een ophoping van gas geweest in een ballasttank nabij de boegschroef, dat tot ontbranding/ontploffing is gebracht. Het gasmengsel bestond uit acetyleen en zuurstof dat normaliter gebruikt wordt voor het branden en lassen. Technisch is het niet mogelijk gebleken om de ontstekingsbron aan te wijzen.
Het gasmengsel is in de ballasttank gekomen door twee slangen die aangesloten waren op een manifold die aan dek stond van de Seamec II. Op deze manifold waren meerdere slangen aangesloten. De individuele slangen dienen te worden afgesloten wanneer de brand- of laswerkzaamheden worden gestaakt, door de werknemers die met die werkzaamheden zijn belast. De manifold zelf was ’s nachts niet afgesloten.
Uit het onderzoek is wel gebleken wie als laatste met de slangen, die bij de bewuste ballasttank zijn gevonden, hebben gewerkt, echter tussen het tijdstip waarop deze werkzaamheden zijn gestaakt en het tijdstip van de ontploffing ligt een periode van ongeveer 15 uur. Niet is komen vast te staan dat er door anderen in deze periode is gewerkt met deze slangen, echter is ook niet onomstotelijk vast komen te staan dat dit niet het geval is geweest.
Dit betekent dat in de strafrechtelijke zin niemand als verantwoordelijke kan worden aangewezen en een strafrechtelijke vervolging dus niet mogelijk is.