bron: column Jeroen Jansen
Twee archeologen uit Leiden kregen voor elkaar waar 4000 Jan Thiel-liefhebbers van dromen: een projectontwikkelaar zo ver krijgen dat hij even niet ontwikkelt. De aanleg van een prachtige golfbaan bij het Hyatt complex ligt een tijd stil omdat er cultuurhistorisch gezien kostbare spullen in de grond liggen. Om precies te zijn: 25 schelpjes, voedselresten en restanten van simpele werktuigen. Dat is dus genoeg reden om het werk plat te leggen, ik hoorde de ontwikkelaar niet eens klagen.
Ondertussen proberen flink wat natuurliefhebbers meneer Halabi van het idee af te krijgen dat Jan Thiel klaar is voor nóg een toeristisch complex. Hij noemt het zelf een strookje land, wat hem betreft de kaasschaaf van toeristische ontwikkeling wel waardig. Ik vraag me af of hij op zoveel maatschappelijke weerstand had gerekend. Tientallen bezwaarschriften en 4000 petities: ik heb de Curaçaose bevolking wel eens passiever gezien. Alle schijnwerpers staan nu op hem en de overheid gericht, ik ben benieuwd hoe dit afloopt.
Zomaar twee berichten uit de actualiteit: de toeristisch-economische ontwikkeling wordt hier een halt toegeroepen omdat we cultuur, geschiedenis en natuur belangrijk vinden. Voor even verstomt het mantra "Toerisme is goed voor ons" en mogen we ook wat ándere dingen belangrijk vinden. Dat is toch al weer een tijd geleden, dat dat mocht. Want wáár het ook ging over groeikansen voor Curaçao, daar kwam steeds maar weer de troefkaart Toerisme uit de hoed. En dan vooral het toerisme van de grote aantallen: duizenden extra hotelkamers, duizenden extra banen, tientallen procenten meer toeristen. Wie kan daar nou tegen zijn?
Ik ben altijd dol geweest op de slogan die we ons een aantal jaren hebben laten aanmeten: Curaçao. Real. Different. Twee woordjes die wat mij betreft inderdaad de essentie raken van wat dit eiland zo interessant en aantrekkelijk maakt. En dan die punten ertussen: geeft alleen maar aan dat het ons kennelijk menens is. We proberen ons dus te verkopen op een manier die anders is dan bij buureilanden: wij verkopen wat we zijn, niets meer maar zeker ook niets minder. Dus geen façades, geen opgedirkte pleintjes, geen zielige tropische bandjes. Wij bieden de toerist een blik op een echt tropisch eiland en we hebben óók nog wat te vertellen over hoe we zijn en hoe we waren. Met zo'n boodschap trek je geen massa's mensen maar ik was er altijd wel trots op: je slikt ons maar, of niet.
Maar durven we ook de daad bij het woord te voegen? Het lijkt erop dat we daar steeds meer moeite mee hebben. Want wie écht wat met dat authentieke van Curaçao wil doen, die omarmt natuurlijk meteen de historische binnenstad, zet allerlei kleinschalige toeristische projecten op en stort zich met volle overgave op ecotoerisme. Allemaal initiatieven die een paar jaar geleden nog wél heel erg goed in de markt lagen, nu worden ze overvleugeld door de projecten van het grote getal. Eén of twee ontwikkelaars die een heel stadsdeel verdelen en "before and after"-plaatjes van lege baaien die veranderen in penthouses. Dát is het wenkend perspectief van Curaçao waar we nu de mensen van buiten mee naar binnen trekken.
En zo heeft ons eiland dus straks precies hetzelfde te bieden als al die andere eilanden in de buurt. Is er helemaal niks meer ‘Real' en ‘Different' te genieten maar maken we van Curaçao een luie anonieme strandstoel voor de toerist die even niks aan z'n hoofd wil. Daar heb je geen ivoren toren voor nodig om dat te zien, een hutje op de knoek volstaat.
Twee archeologen uit Leiden kregen voor elkaar waar 4000 Jan Thiel-liefhebbers van dromen: een projectontwikkelaar zo ver krijgen dat hij even niet ontwikkelt. De aanleg van een prachtige golfbaan bij het Hyatt complex ligt een tijd stil omdat er cultuurhistorisch gezien kostbare spullen in de grond liggen. Om precies te zijn: 25 schelpjes, voedselresten en restanten van simpele werktuigen. Dat is dus genoeg reden om het werk plat te leggen, ik hoorde de ontwikkelaar niet eens klagen.
Ondertussen proberen flink wat natuurliefhebbers meneer Halabi van het idee af te krijgen dat Jan Thiel klaar is voor nóg een toeristisch complex. Hij noemt het zelf een strookje land, wat hem betreft de kaasschaaf van toeristische ontwikkeling wel waardig. Ik vraag me af of hij op zoveel maatschappelijke weerstand had gerekend. Tientallen bezwaarschriften en 4000 petities: ik heb de Curaçaose bevolking wel eens passiever gezien. Alle schijnwerpers staan nu op hem en de overheid gericht, ik ben benieuwd hoe dit afloopt.
Zomaar twee berichten uit de actualiteit: de toeristisch-economische ontwikkeling wordt hier een halt toegeroepen omdat we cultuur, geschiedenis en natuur belangrijk vinden. Voor even verstomt het mantra "Toerisme is goed voor ons" en mogen we ook wat ándere dingen belangrijk vinden. Dat is toch al weer een tijd geleden, dat dat mocht. Want wáár het ook ging over groeikansen voor Curaçao, daar kwam steeds maar weer de troefkaart Toerisme uit de hoed. En dan vooral het toerisme van de grote aantallen: duizenden extra hotelkamers, duizenden extra banen, tientallen procenten meer toeristen. Wie kan daar nou tegen zijn?
Ik ben altijd dol geweest op de slogan die we ons een aantal jaren hebben laten aanmeten: Curaçao. Real. Different. Twee woordjes die wat mij betreft inderdaad de essentie raken van wat dit eiland zo interessant en aantrekkelijk maakt. En dan die punten ertussen: geeft alleen maar aan dat het ons kennelijk menens is. We proberen ons dus te verkopen op een manier die anders is dan bij buureilanden: wij verkopen wat we zijn, niets meer maar zeker ook niets minder. Dus geen façades, geen opgedirkte pleintjes, geen zielige tropische bandjes. Wij bieden de toerist een blik op een echt tropisch eiland en we hebben óók nog wat te vertellen over hoe we zijn en hoe we waren. Met zo'n boodschap trek je geen massa's mensen maar ik was er altijd wel trots op: je slikt ons maar, of niet.
Maar durven we ook de daad bij het woord te voegen? Het lijkt erop dat we daar steeds meer moeite mee hebben. Want wie écht wat met dat authentieke van Curaçao wil doen, die omarmt natuurlijk meteen de historische binnenstad, zet allerlei kleinschalige toeristische projecten op en stort zich met volle overgave op ecotoerisme. Allemaal initiatieven die een paar jaar geleden nog wél heel erg goed in de markt lagen, nu worden ze overvleugeld door de projecten van het grote getal. Eén of twee ontwikkelaars die een heel stadsdeel verdelen en "before and after"-plaatjes van lege baaien die veranderen in penthouses. Dát is het wenkend perspectief van Curaçao waar we nu de mensen van buiten mee naar binnen trekken.
En zo heeft ons eiland dus straks precies hetzelfde te bieden als al die andere eilanden in de buurt. Is er helemaal niks meer ‘Real' en ‘Different' te genieten maar maken we van Curaçao een luie anonieme strandstoel voor de toerist die even niks aan z'n hoofd wil. Daar heb je geen ivoren toren voor nodig om dat te zien, een hutje op de knoek volstaat.