Wiels versus Wilders

WILLEMSTAD/AMSTERDAM - Helmin Wiels van Pueblo Soberano (PS) staan gouden tijden te wachten. Aan het woord is prof. Dr. Meindert Fennema, hoogleraar politiek theorie van etnische verhoudingen, die vorig jaar zijn biografie over Geert Wilders publiceerde. “De mensen zijn niet gek, zei Wilders en ook Wiels gebruikt dezelfde terminologie om duidelijk te maken, dat het volk iets anders wil”. Fennema  ziet opmerkelijk parallellen, maar ook verschillen tussen de twee ‘radicale’ politici binnen het Koninkrijk aan weerszijden van de Atlantische oceaan: Helmin Wiels en Geert Wilders.

door Dick Drayer


De twee politici worden al snel in verband gebracht met de term populist en populisme. Die woorden zijn in de ogen van Meindert Fennema misbruikte begrippen. De professor uit Amsterdam gaat recht in zijn stoel zitten. “Niemand gebruikt dit begrip voor zichzelf, maar altijd voor de politieke opponent. De tegenstander is populistisch. Is je dat nooit opgevallen? In de meeste gevallen krijgen opponenten het label populisme opgeplakt omdat zij thema’s op de agenda zetten die de elite niet bevalt. Maar dat heeft niets met populisme te maken. Populisme zegt niets over populariteit, maar alles over de band met je achterban, het volk”, aldus Fennema. Populisten zijn mensen die vinden dat het volk een directe band moet hebben met de machthebbers. Alles wat daar tussen zit, de politieke elite, deugt niet en heeft zich daar tussen gewrongen om zichzelf te verrijken. Populisme gaat, volgens Fennema dus alleen maar over de elite. Een elite die verwerpelijk is, laf en uit is op eigen belang. Daartegenover stel je het volk als enige bron van het zuivere, het wijze en enige juiste. “Dat is populisme!”.

Hitler en Chavéz
Zowel Wiels als Wilders zoeken een politieke rechtvaardiging in de stem van het volk, maar opereren toch heel anders dan typisch rechtse en linkse populisten zoals Hitler en Chavéz. Beiden hadden een hekel aan de zittende elite, maar waar Hitler evenzeer een hekel had aan het volk, ziet Chavéz het volk als  wijze bron waarnaar de elite moet luisteren. Chavéz begon als een democratisch populist, claimde een directe charismatische band met het volk (vandaar zijn urenlange redes voor het volk op televisie) en beriep zich op het feit dat hij de oppositie –anders dan in Cuba- niet uitschakelde: laat ze maar praten, dan ontmaskeren zij zichzelf wel. Nu dat niet zo eenvoudig gaat, stelt hij dat de vijanden van het volk - die dus niet meer horen tot het volk - zich genesteld hebben in onder andere TV-stations. En die moeten nu dicht. Populisme leidt bijna altijd tot zeer autoritaire politieke verhoudingen. Chavéz claimt te spreken namens het volk en diskwalificeert daarmee alle anderen.

Taboes
Wat Wiels en Wilders doen, is van een andere orde. Zij zetten thema’s op de politieke of maatschappelijke agenda die de elite welongevallig is. Thema’s die door de zittende machthebbers bewust buiten het politieke debat worden gehouden. Net als Geert Wilders vaart Wiels wel bij het op de agenda zetten van taboes: thematiek die decennialang is weggemoffeld onder het mom van de goede vrede. “In Nederland wordt de toenemende aanwezigheid van de Islam en al haar culturele uitingen in de samenleving gebruikt door Wilders om zich af te zetten tegen de elite om zo politieke macht te vergaren. Op de Antillen, en dan vooral Curaçao is het de toenemende aanwezigheid van witte Nederlanders en hun desintegratie in de Curaçaose cultuur de voedingsbodem voor Helmin Wiels om politieke macht te verkrijgen”, stelt Meindert Fennema.

“Het wegzetten van beide heren als populist ligt voor de hand. Zij schermen met de wil van het volk. En het volk wil onwelgevallige thema’s wel besproken hebben. De zittende elite op Curaçao wil het thema racisme niet op de agenda hebben. Dat roept onderbuikgevoelens op, die schadelijk zijn voor deze elite. Bovendien erg slecht voor het toerisme. Populisme is een klassiek verdedigingsmechanisme voor de politieke machthebbers. Wiels staat voor iets dat in toenemende mate reëel dan wel emotioneel een rol zal gaan spelen op dit eiland: de toenemende immigratie van Nederlanders, die heel snel heel rijk worden en nauwelijks integreren in de maatschappij. Het antwoord van de zittende elite is een economische: voor iedereen op Curaçao is het van belang dat de Nederlandse belastingbetaler tot op de laatste cent wordt uitgemolken en eventuele onderhuidse stekeligheden moet je maar voor lief nemen. Je kunt geen ‘rot op makamba’ roepen als die net twee miljard is komen brengen. Dan steek je de staart maar even in je kont, zoals mijn vader dat vroeger zei”. Fennema glimlacht.

Wiels is volgens de hoogleraar, op dit punt in ieder geval geen populist, tenzij hij niet echt onafhankelijk wil worden. “Iets roepen wat niet kan is weliswaar populistisch, maar alle makamba’s het land uit, kan natuurlijk wel degelijk. Het ligt er maar net aan welke prijs je ervoor wilt betalen. ‘Liever arm dan afhankelijk’ als uitgangspunt is niet per se populistisch”.


Etniciteit op de kaart
Dat de etnische kaart nu op tafel wordt gelegd is volgens Fennema verklaarbaar. De segregatie op Curaçao is enorm gegroeid. En zij is zichtbaar. Veel Nederlanders, maar ook Dominicanen en Colombianen nemen niet de moeite om Papiaments te leren, de taal die staat voor de Curaçaose identiteit. Er is een enorme migratie van anderstaligen, die met Engels en Spaans terecht kunnen.  “Wilders heeft ten aanzien van moslims en de Islam vanaf 9 september 2001 altijd hetzelfde standpunt ingenomen. Maar nadat hij de VVD uitgestapt is en de PVV oprichtte, wordt hij wel steeds populistischer:  in zijn betoog gebruikt Wilders nu vaker termen als lafheid, de rug niet recht houden en rubberen benen. Termen bedoelt voor de zittende elite, die geen overtuiging heeft en zich laat leiden door het moslimterrorisme. En ook Wiels hanteert vergelijkbare terminologie voor de zittende elite op de Antillen”, aldus Fennema.

De discussie over het zwart/wit taboe zal zich op de Antillen verharden, is de mening van Fennema. “Je ziet nu al dat Omayra Leeflang niet schuw is om etniciteit in de campagne en het publieke debat te brengen. Zo sprak ze voor de verkiezing van 22 januari 2010 over het gebrek aan vrouwen op de lijst van de Lista di Kambio. Ze voegde daaraan toe dat de leiders van de Lista getrouwd waren met Latijns-Amerikaanse vrouwen. Een nauwelijks bedekte suggestie dat deze leiders hun vrouwen uit Campo Alegre hebben gehaald. En ze voegde daar aan toe, dat de leiders van de Lista dus zelf geen landskind als partner willen hebben! Merkwaardig als je bedenkt dat Leeflang zelf van Surinaamse afkomst is. Politiek etniceert dus blijkbaar niet alleen in Nederland, maar ook op Curaçao.

Antillen-dossier
Het Antillen-dossier van de PVV is echter niet populistisch, volgens de Hoogleraar: “de Antillen is nu typisch zo’n dossier dat door de elite in Nederland onder tafel is gehouden. Nederlanders moeten zich in de regel niet uitlaten over het buitenland beleid van Den Haag, daar zijn diplomatieke diensten voor. Ook de (de-)kolonisatie is zo’n onderwerp waar het kiezersvolk zich niet over moet uitlaten. Pas na de Tweede Wereldoorlog gaat het parlement zich daar pas mee bemoeien. Tot voor kort schaarden de meeste partijen zich achter het idee van autonomie binnen het Koninkrijk. Er was sprake van een zekere terughoudendheid en schuldgevoel in de publieke opinie. Tijdens de dekolonisatie van Suriname was er niemand die iets durfde te zeggen over 3 miljard gulden die naar Paramaribo ging. Nederland wilde wel van Suriname af en dat mocht ook best iets kosten. Niemand die zich er druk over maakte. Dat is nu totaal anders”. Fennema is resoluut over de reden voor deze koerswijziging van het volk: “allereerst ziet iedereen dat Curaçao niet arm is. Er is zelfs een ongekende weelde: de Antillen zijn in de perceptie van veel Nederlanders helemaal geen ontwikkelingsland. Bovendien, als dat al wel het geval is, dan komt dat door de politieke corruptie en vriendjespolitiek. En, zeer belangrijk: er is geen schuldgevoel meer”.

De PVV van Wilders voelt dit haarfijn aan en weet dat veel potentiële kiezers de Antillen beu zijn. Aangewakkerd door de slechte staat van dienst van een kleine groep Antilliaanse raddraaiers ziet Wilders kans om de Antillen kwijt te raken. En daar ontmoet hij Helmin Wiels. “Het is nu echter nog iets te vroeg. Wiels zijn aanhang groeit, maar Wiels zelf is een onvoorspelbaar persoon. Wilders is zich zeer bewust van de ‘collateral damage’ die Wiels hem aan kan doen. Zie de houding van Geert Wilders ten opzichte van Philip de Winter in België. Ook met hem wil Wilders nu nog niets van doen hebben”.

Antillen spelen gevaarlijk spel
Fennema vreest dat etniciteit een grotere rol gaat spelen in de toekomstige politiek op Curaçao. “Nu worden migranten nog geaccepteerd, ze zijn ook de kurk waarop de economie van het eiland drijft. Een groot deel van de bevolking leeft boven zijn stand, mogelijk gemaakt door de Nederlandse belastingbetaler. Maar als de schuldsanering voorbij is en hulp uit Nederland afgebouwd wordt, zal de levenstandaard hier naar beneden gaan. Het is niet ondenkbaar dat dit zich gaat uiten in wrijvingen. De regering van de Nederlandse Antillen doet iets gevaarlijks. Zij suggereert met 10-10-10 dat het land bijna onafhankelijk is. En Nederland spreekt dat ook niet tegen. Terwijl in feite de afhankelijkheid enorm gaat toenemen: voor elke cent die men nog ergens vandaan wil hebben, zal men met de hoed in de hand naar Den Haag moeten gaan. En in Nederland rukt Wilders op en in haar kielzog de VVD. Vergeet niet: de liberalen hebben het Antillen-standpunt van Wilders vrijwel geheel overgenomen. Om van delen van de PvdA nog maar niet te spreken. En ook het CDA zal in zwaar weer, tijdens of na verkiezingstijd, de Antillianen waarschijnlijk als eerste overboord zetten.

Voor Wiels ligt er dus een gouden toekomst. Net als voor Wilders.


Meindert Fennema is hoogleraar politieke theorie van etnische verhoudingen verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Auteur van de politieke biografie van Geert Wilders: ’De Tovenaarsleerling’, uitgeverij Bert Bakker.

Dit artikel is eerder verschenen bij Persbureau Curaçao (maart 2010)