Omgaan met cultuurverschillen
Jullie hebben een klok, wij hebben de tijd. Jullie zijn ongeduldig, voor ons kent gezelligheid geen tijd. Koloniale Nederlanders en corrupte Antillianen, gierige Makamba’s en luie Curaçaoënaars; de clichés lijken onuitroeibaar. Rose Mary Allen en Ieteke ‘Inchi’ Witteveen glimlachen. Ze herkennen de clichés. Beiden zijn gepokt en gemazeld in elkaars cultuur; hebben aan beide zijden van de oceaan gewoond en gewerkt. Ze kennen de Makamba en de Yu’Kòrsou.
TEKST Dick Drayer
‘Makamba’s gaan vaak recht op hun doel af, terwijl de Curaçaoënaar eerst groet’, zegt Ieteke. ‘Je ziet het daar al fout gaan. De Nederlander vindt het eigenlijk maar omslachtig, dat gegroet naar mensen die je niet kent. Waar is dat goed voor? Voor de Curaçaoënaar is groeten een teken van respect. En respect is het key word in de Curaçaose cultuur.’
Ieteke, of ‘Inchi’ zoals velen haar kennen, is migrant, import. Ze woont inmiddels al 25 jaar op het eiland en
kreeg een bijnaam omdat Ieteke een moeilijk uit te spreken naam is. Bijnamen geven, of bekend staan onder je bijnaam is heel Curaçaos. Ieteke lacht: ‘Integreren ging bij mij pas mis toen ik een publieke functie kreeg op het eiland: directeur van het NAAM, het Antropologisch en archeologisch kenniscentrum. Privé integreren is niet zo moeilijk, maar enige jaren na mijn aanstelling kwam er weerstand en was ik de Europese kolonist’ die niet op zo’n culturele post hoorde. Lastig, ik had de functie aangenomen na een enorme aarzeling, juist vanwege mijn afkomst en kleur. Het instituut draait grotendeels om het Afrikaanse culturele erfgoed van de afro-Curaçaose samenleving. Het is toch slordig als een wit gezicht dat moet uitstralen.’
Rose Mary Allen was bestuurslid bij het NAAM, toen Ieteke solliciteerde. Zij zegt: ’Etniciteit speelt een belangrijke rol in onze samenleving, maar is niet allesbepalend. Het feit dat we Ieteke hebben aangenomen voor die functie zegt al genoeg. Haar capaciteiten en betrokkenheid bij de cultuur van het eiland waren doorslaggevend. Zo is het dan ook maar weer op Curaçao.’
Curaçaoënaars kijken volgens Rose Mary scherp naar houding en betrokkenheid. ‘Vandaar dat het zo belangrijk is om elkaar te groeten.’ Ieteke denkt dat er een etno-psychologische factor is waar iedereen, zowel Curaçaoënaar als Makamba, rekening mee moet houden. ‘Dat komt door de gezamenlijke geschiedenis die wij hebben. Een lange geschiedenis waarin niet alleen Makamba’s, maar ook Yu’Kòrsou, zwart als inferieure kleur zagen. Dat gaat in je genen zitten. Daar moet je heden over kleur en maatschappij komen aan de oppervlakte als je de juiste code in de relatie met elkaar niet kent of verkeerd gebruikt.’ Rose Mary knikt. ‘We hebben altijd het idee gehad dat de Europeaan of de Nederlander ‘beter’ is, ‘hogere’ posities heeft.
Toen ik in Nederland kwam, keek ik mijn ogen uit. Ik zag daar een witte vuilnisman op de wagen ons vuil ophalen. We woonden zes hoog met lift; ik ben helemaal naar beneden gerend om dat te zien! Dat paste niet in mijn beeld. Er bestaat ook een negatieve connotatie over de zwarte kleur in onze maatschappij. Kijk maar naar ons taalgebruik: mensen praten over pretu mahos, zwart en lelijk; ze zeggen dat je ‘slecht’ haar hebt en doelen dan op kroeshaar.’
De relatie tussen Makamba’s en Yu’Kòrsou en de gezamenlijke geschiedenis mogen ons niet hinderen, vindt Rose Mary. ‘Maar je moet je wel bewust zijn van die geschiedenis. Dat geldt voor beiden.’ Voor Ieteke staat niet vast dat kennis van die geschiedenis en de pijn daarover voldoende aanwezig is bij de achtduizend
witte Nederlanders die op Curaçao wonen. ‘Er is wel een groep van witte Curaçaoënaars, de Shell-gangers die door de jaren heen zijn geïntegreerd en weten waar de gevoeligheden van de onderlinge relatie liggen. Maar je kunt niet alle Makamba’s over één kam scheren. De jongere generatie die hier geboren is, is anders.’
Rose Mary vult dat beeld aan. ‘Door de tijd heen hebben witte groepen zich gevestigd en zich verbonden met de samenleving. Iedere groep neemt zaken van de andere groep over. En er zijn jonge Curaçaoënaars die in Nederland hebben gestudeerd, Nederland goed kennen en met die bagage terugkomen.’ Volgens Rose Mary is er een zekere evolutie te zien in de assimilatie van verschillende etnische groepen.
‘Tegenstellingen zijn niet langer puur zwart-wit. De differentiatie die je nu ervaart, is meer een verschil in sociale klassen en in mindere mate raciaal bepaald.’ Ieteke denkt dat er ook een revolutionair proces is geweest van assimilatie. Ze doelt dan op de aanloop naar 30 mei 1969; de dag dat Curaçao in brand stond en de gespannen relatie tussen Nederlanders en Curaçaoënaars zo zichtbaar werd. ‘Ik voelde me destijds geen Makamba, maar er was wel degelijk apartheid. Er waren buurten waar je als Yu’Kòrsou niet kon komen of wonen. 30 mei heeft die ban gebroken en een proces van emancipatie ingezet. Niet evolutionair, maar revolutionair.’
Toch zijn de clichés niet verdwenen. Blijkbaar worden die nog steeds gevoed door hoe de twee groepen naar elkaar kijken. Rose Mary: ‘Sommige Nederlanders denken nog steeds dat wij lui zijn. Wij denken nog steeds dat Nederlanders arrogant zijn, geen manieren hebben en fatsoen ontberen.’ Die ideeën worden volgens Rose Mary gevoed door het gedrag van de ander in de samenleving in relatie tot de eigen culturele code. ‘Wij vinden Mambo-gangers arrogant, ze roken allemaal joints en willen niet integreren. Maar er zijn ook andere Makamba’s; dat beseffen Curaçaoënaars maar al te goed.’
Ieteke vindt dat er echt iets aan de hand is in de samenleving zolang de clichés bestaan en het denken in kleur voortduurt. Clichès ontstaan niet voor niets. ‘Als buitenstaander of nieuwkomer moet je daar rekening mee houden. Als je die gevoeligheid niet ziet, dan wordt het lastig voor je.’ Dan heb je ook nog de taal. Als je daarvoor je best niet doet, zet je jezelf volgens de Curaçaoënaar al gauw buiten de samenleving. De oplossing is voor Ieteke verrassend simpel. Het heeft haar in ieder geval goed geholpen.
’In de Curaçaose cultuur is de gouden regel: geef respect, om het ook te krijgen. Proef als Makamba de sfeer, dring niet voor, heb geduld. Een Curaçaoënaar zet niet alles om in woorden. Wil niet alles uitpraten. Communiceert vaak non-verbaal.’ Rose Mary vult aan: ‘Die gouden regel over respect geldt ook voor de Yu’Kòrsou. In principe laat je de ander altijd in zijn waarde. Het begroetingsritueel hier op Curaçao betekent vooral: iemand in zijn waarde laten.’
Jullie hebben een klok, wij hebben de tijd. Jullie zijn ongeduldig, voor ons kent gezelligheid geen tijd. Koloniale Nederlanders en corrupte Antillianen, gierige Makamba’s en luie Curaçaoënaars; de clichés lijken onuitroeibaar. Rose Mary Allen en Ieteke ‘Inchi’ Witteveen glimlachen. Ze herkennen de clichés. Beiden zijn gepokt en gemazeld in elkaars cultuur; hebben aan beide zijden van de oceaan gewoond en gewerkt. Ze kennen de Makamba en de Yu’Kòrsou.
TEKST Dick Drayer
‘Makamba’s gaan vaak recht op hun doel af, terwijl de Curaçaoënaar eerst groet’, zegt Ieteke. ‘Je ziet het daar al fout gaan. De Nederlander vindt het eigenlijk maar omslachtig, dat gegroet naar mensen die je niet kent. Waar is dat goed voor? Voor de Curaçaoënaar is groeten een teken van respect. En respect is het key word in de Curaçaose cultuur.’
Ieteke, of ‘Inchi’ zoals velen haar kennen, is migrant, import. Ze woont inmiddels al 25 jaar op het eiland en
kreeg een bijnaam omdat Ieteke een moeilijk uit te spreken naam is. Bijnamen geven, of bekend staan onder je bijnaam is heel Curaçaos. Ieteke lacht: ‘Integreren ging bij mij pas mis toen ik een publieke functie kreeg op het eiland: directeur van het NAAM, het Antropologisch en archeologisch kenniscentrum. Privé integreren is niet zo moeilijk, maar enige jaren na mijn aanstelling kwam er weerstand en was ik de Europese kolonist’ die niet op zo’n culturele post hoorde. Lastig, ik had de functie aangenomen na een enorme aarzeling, juist vanwege mijn afkomst en kleur. Het instituut draait grotendeels om het Afrikaanse culturele erfgoed van de afro-Curaçaose samenleving. Het is toch slordig als een wit gezicht dat moet uitstralen.’
Rose Mary Allen was bestuurslid bij het NAAM, toen Ieteke solliciteerde. Zij zegt: ’Etniciteit speelt een belangrijke rol in onze samenleving, maar is niet allesbepalend. Het feit dat we Ieteke hebben aangenomen voor die functie zegt al genoeg. Haar capaciteiten en betrokkenheid bij de cultuur van het eiland waren doorslaggevend. Zo is het dan ook maar weer op Curaçao.’
Curaçaoënaars kijken volgens Rose Mary scherp naar houding en betrokkenheid. ‘Vandaar dat het zo belangrijk is om elkaar te groeten.’ Ieteke denkt dat er een etno-psychologische factor is waar iedereen, zowel Curaçaoënaar als Makamba, rekening mee moet houden. ‘Dat komt door de gezamenlijke geschiedenis die wij hebben. Een lange geschiedenis waarin niet alleen Makamba’s, maar ook Yu’Kòrsou, zwart als inferieure kleur zagen. Dat gaat in je genen zitten. Daar moet je heden over kleur en maatschappij komen aan de oppervlakte als je de juiste code in de relatie met elkaar niet kent of verkeerd gebruikt.’ Rose Mary knikt. ‘We hebben altijd het idee gehad dat de Europeaan of de Nederlander ‘beter’ is, ‘hogere’ posities heeft.
Toen ik in Nederland kwam, keek ik mijn ogen uit. Ik zag daar een witte vuilnisman op de wagen ons vuil ophalen. We woonden zes hoog met lift; ik ben helemaal naar beneden gerend om dat te zien! Dat paste niet in mijn beeld. Er bestaat ook een negatieve connotatie over de zwarte kleur in onze maatschappij. Kijk maar naar ons taalgebruik: mensen praten over pretu mahos, zwart en lelijk; ze zeggen dat je ‘slecht’ haar hebt en doelen dan op kroeshaar.’
De relatie tussen Makamba’s en Yu’Kòrsou en de gezamenlijke geschiedenis mogen ons niet hinderen, vindt Rose Mary. ‘Maar je moet je wel bewust zijn van die geschiedenis. Dat geldt voor beiden.’ Voor Ieteke staat niet vast dat kennis van die geschiedenis en de pijn daarover voldoende aanwezig is bij de achtduizend
witte Nederlanders die op Curaçao wonen. ‘Er is wel een groep van witte Curaçaoënaars, de Shell-gangers die door de jaren heen zijn geïntegreerd en weten waar de gevoeligheden van de onderlinge relatie liggen. Maar je kunt niet alle Makamba’s over één kam scheren. De jongere generatie die hier geboren is, is anders.’
Rose Mary vult dat beeld aan. ‘Door de tijd heen hebben witte groepen zich gevestigd en zich verbonden met de samenleving. Iedere groep neemt zaken van de andere groep over. En er zijn jonge Curaçaoënaars die in Nederland hebben gestudeerd, Nederland goed kennen en met die bagage terugkomen.’ Volgens Rose Mary is er een zekere evolutie te zien in de assimilatie van verschillende etnische groepen.
‘Tegenstellingen zijn niet langer puur zwart-wit. De differentiatie die je nu ervaart, is meer een verschil in sociale klassen en in mindere mate raciaal bepaald.’ Ieteke denkt dat er ook een revolutionair proces is geweest van assimilatie. Ze doelt dan op de aanloop naar 30 mei 1969; de dag dat Curaçao in brand stond en de gespannen relatie tussen Nederlanders en Curaçaoënaars zo zichtbaar werd. ‘Ik voelde me destijds geen Makamba, maar er was wel degelijk apartheid. Er waren buurten waar je als Yu’Kòrsou niet kon komen of wonen. 30 mei heeft die ban gebroken en een proces van emancipatie ingezet. Niet evolutionair, maar revolutionair.’
Toch zijn de clichés niet verdwenen. Blijkbaar worden die nog steeds gevoed door hoe de twee groepen naar elkaar kijken. Rose Mary: ‘Sommige Nederlanders denken nog steeds dat wij lui zijn. Wij denken nog steeds dat Nederlanders arrogant zijn, geen manieren hebben en fatsoen ontberen.’ Die ideeën worden volgens Rose Mary gevoed door het gedrag van de ander in de samenleving in relatie tot de eigen culturele code. ‘Wij vinden Mambo-gangers arrogant, ze roken allemaal joints en willen niet integreren. Maar er zijn ook andere Makamba’s; dat beseffen Curaçaoënaars maar al te goed.’
Ieteke vindt dat er echt iets aan de hand is in de samenleving zolang de clichés bestaan en het denken in kleur voortduurt. Clichès ontstaan niet voor niets. ‘Als buitenstaander of nieuwkomer moet je daar rekening mee houden. Als je die gevoeligheid niet ziet, dan wordt het lastig voor je.’ Dan heb je ook nog de taal. Als je daarvoor je best niet doet, zet je jezelf volgens de Curaçaoënaar al gauw buiten de samenleving. De oplossing is voor Ieteke verrassend simpel. Het heeft haar in ieder geval goed geholpen.
’In de Curaçaose cultuur is de gouden regel: geef respect, om het ook te krijgen. Proef als Makamba de sfeer, dring niet voor, heb geduld. Een Curaçaoënaar zet niet alles om in woorden. Wil niet alles uitpraten. Communiceert vaak non-verbaal.’ Rose Mary vult aan: ‘Die gouden regel over respect geldt ook voor de Yu’Kòrsou. In principe laat je de ander altijd in zijn waarde. Het begroetingsritueel hier op Curaçao betekent vooral: iemand in zijn waarde laten.’