“Op de hoek van de straat
stond een NSB-er
met zijn hoed in zijn hand
stond hij daar te venten……”
Linio Dompig (91) prevelt nog wat woorden maar wordt gecorrigeerd door zijn twee jaar jongere broer, Iwan. volgens hem moet het zijn:
“Op de hoek van de straat stond een NSB-er
het was geen man, het was geen vrouw
het was een Farizeeër….”
Dan vallen beide broers weer stil. De leeftijd begint te spelen met het geheugen. Linio zit in de Tweede Wereldoorlog bij de Schutterij in Paramaribo. Iwan ‘Dompi’ Dompig is ook veteraan en bepaald geen groentje. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zit hij in Australië voor het onderhoud aan Amerikaanse bommenwerpers. En toen kwam Korea.
Ik ben met de twee broers in contact gekomen via NOS-collega Roel Pauw. Die is bezig met een radioreportage over twee gesneuvelde Surinamers in Korea. Er dienden in totaal 115 Surinamers onder Nederlandse vlag in Korea. Hij is Iwan op het spoor gekomen in Rotterdam, maar de veteraan is juist op Curaçao om zijn oudere broer en familie op te zoeken. Of ik een interview met Iwan kan doen….
Ik word vriendelijk ontvangen met het gezongen versje hierboven, maar moet nog even wachten op het slot. ‘geef me een uurtje zegt Linio, dan weet ik het wel weer. In de tussentijd raken Iwan en ik in gesprek over zijn rol bij de politionele acties, Australië en Korea in 1951.
Dat jaar, 9 oktober organiseert Dompi een dodenherdenking voor hemzelf en z’n Surinaamse maatjes. “Voor als we morgen sneuvelen”, zegt Iwan lichtelijk ironisch; Nederland vecht onder VN-vlag met Amerikaanse troepen in de omgeving van Mundungni. Doel is de zogenoemde Heartbreak Ridge te veroveren op de Noord-Koreanen en Chinezen. Het is een moeizame strijd, vanwege het zware terrein – om elke heuvel moest worden gevochten – de kou en de beroerde communicatie.
Iwan praat gepassioneerd over de slag, die dramatisch afloopt: tachtig Nederlandse soldaten sneuvelen en Dompi ziet hoe de lijken met een bijl in tweeën worden gehakt: “Dan waren ze makkelijker te vervoeren.” Van twee Surinamers, Herbert Gustaaf Seedorf en Jacques W. Bandison, zegt Dompi nu dat die door ‘friendly fire’ zijn gedood. De Amerikanen lagen achter de heuvel waar hij vocht en schoten over hen heen naar de Chinezen. Maar die dag kwamen er ook granaten terecht in het Nederlandse bataljon.
Surinamers hadden in die tijd veel te maken met discriminatie. Volgens Dompi volgden Nederlanders anderen daarin. “Er waren ook uitzonderingen; we kwamen aan in Yokohama en de Amerikanen zeiden tegen onze commandant Kristan: ‘you coloured boys have to go over there and your white boys over there.’ Zegt onze commandant: ‘Ik ben hier niet met black and white boys, maar met een Dutch bataljon. Werden we in een barak gestopt in het witte gedeelte van hun kazerne. En die zwarte Amerikanen komen vragen: ‘You boys are not negro? No’, zeiden wij, ‘we are Dutchmen; alleen Amerikanen hebben negro’s.” Iwan moet lachen, maar zegt er achter aan dat-ie nog wel eens een robbertje vocht als er iemand ‘Neger’ riep. Ook al zong hij – uit volle borst – wel mee met discriminerende liedjes. “De gekste liederen leerden wij van de Nederlanders:
Twee kleine negertjes zaten op een kanon
die ene keek er in en
Boem!
wat zijn die negers dom
dom, dom, dom”
Bozer wordt Dompi over de rol van de Nederlanders bij de politionele acties in Nederlands-Indië. “Nederlanders schoten weerloze mensen neer. Iedereen werd weggeschoten door die beesten. Ik kwam daar om te helpen, niet om mensen voor de lol neer te knallen. De politionele acties, dat waren gewoon moordbrigades.” Het is genoeg reden voor Dompi om niet mee te doen aan de vier mei herdenking. ‘Bovendien zat ik toen in Balikpanpan, in de bossen. De Jappen schoten ons nog steeds.”
Discriminatie en misdragingen van Nederlandse militairen zijn voor Dompig geen reden geweest om Nederland te rug toe te keren. “Mijn vader heeft altijd gezegd: ‘Vanaf je geboorte vreet jij van Oranje. Dus je mag Oranje niet in de steek laten. Je moet niet vergeten dat wij als soldatenkinderen het nooit slecht hebben gehad. In de crisisjaren had niemand iets, maar wij wel. We hebben nooit geleden onder de crisis, want mijn vader zat in het leger.”
Dan onderbreekt Linio zijn broer. Hij heeft het openingslied nu weer helder voor de geest:
“Op de hoek van de straat stond een NSB-er
het was geen man, het was geen vrouw
het was een farizeeër….Met zijn hoed in zijn hand
stond hij daar te venten
en verkocht zijn vaderland
voor vijf losse centen.”
Een montage van het gesprek is te beluisteren via deze link: klik hier.
Collega Roel Pauw – die mij in contact bracht met Iwan Dompig – heeft zelf een prachtige reportage gemaakt over de twee Surinaamse slachtoffers, Herbert Gustaaf Seedorf en Jacques W. Bandison. Die kun je hier beluisteren.