WILLEMSTAD – Nederland maakt zich sterk als het gaat om mensenrechten en democratie. Binnen het koninkrijk heeft het die terreinen zelfs toegeëigend, onder andere via het Statuut. Dit belangrijke document regelt de onderlinge relaties tussen de eilanden in de West en het moederland in Europa. Hoewel elk land zorg draagt voor de verwezenlijking van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur, wordt die gewaarborgd door het koninkrijk.
In de officiële toelichting op het Statuut wordt duidelijk gemaakt hoe deze bepaling in de praktijk werkt. Kort gezegd, wordt daar gesteld: ‘dat het in het belang van het Koninkrijk is, dat goed bestuur inderdaad wordt vervuld. Het Koninkrijk moet de daarvoor geëigende maatregelen kunnen nemen, indien in een land deze rechten en vrijheden, deze rechtszekerheid en dit behoorlijk bestuur niet bestaan. Uiteraard moet bij de beoordeling van de deugdelijkheid van het bestuur volledig rekening worden gehouden met de middelen, waarover het land beschikt. Het spreekt voorts vanzelf, dat niet het te kort schieten van enig landsorgaan alleen zulk een maatregel kan medebrengen. Slechts wanneer in het land zelf geen redres van een ontoelaatbare toestand mogelijk zou blijken te zijn, kan het nemen van een maatregel in overweging komen.’
PWC-rapport
Met deze connotatie in het achterhoofd las ik het PWC-rapport ‘Integrity Inquiry into the functioning of the Government of Sint Maarten‘. Daarin wordt een onthutsend beeld neergezet van de functie van de overheid op het Bovenwindse eiland, dat sinds 1954 onderdeel is van de Nederlandse Antillen en daarna, sinds 2010 autonoom is binnen het koninkrijk. Een land dus, dat ontworpen is door Nederland en dat sinds 1954 min of meer zelf verantwoordelijk is voor zijn bestuur. Eerst onder Antilliaanse hoede en later onder eigen vlag.
Met deze connotatie in het achterhoofd las ik het PWC-rapport ‘Integrity Inquiry into the functioning of the Government of Sint Maarten‘. Daarin wordt een onthutsend beeld neergezet van de functie van de overheid op het Bovenwindse eiland, dat sinds 1954 onderdeel is van de Nederlandse Antillen en daarna, sinds 2010 autonoom is binnen het koninkrijk. Een land dus, dat ontworpen is door Nederland en dat sinds 1954 min of meer zelf verantwoordelijk is voor zijn bestuur. Eerst onder Antilliaanse hoede en later onder eigen vlag.
De onderzoekers concluderen dat essentiële functies van de overheid, die de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur aangaan niet of nauwelijks functioneren. Checks en balances zijn er niet of worden met voeten getreden. Minister hebben ongebreidelde macht en worden niet belemmerd in hun persoonlijke verrijkingspogingen door parlement en ambtelijke top. Een goedwillende minister bekende tegenover de onderzoekers: “I scare myself every day when I realize the power I have – it’s not normal and it’s not good.”
Met deze zin op pagina 46 van het rapport wordt pijnlijk duidelijk waar het probleem en ook de oplossing ligt van corruptie op de Caribische eilanden; waarbij zij opgemerkt dat de observaties van PWC mutatis mutandis inwisselbaar zijn voor alle eilanden in het koninkrijk en zeker voor Curaçao.
Goddelijk gezag
Wie het ‘goddelijk gezag’ van een ambtsdrager op St. Maarten niet respecteert, krijgt te maken met de zeis van het gezag. Nergens in het koninkrijk zitten zoveel (hoge) ambtenaren thuis, dan op de eilanden in de West. Omdat zij weigeren spelletjes van hun minister mee te spelen en zich zo schuldig maken aan een ambtelijk misdrijf. En dat zijn dan de ambtenaren die verzet boden. Maar het overgrote deel heeft die mogelijkheid niet en moet al dan niet gedwongen de grillen van hun minister accepteren. Wie wil snappen hoe dat werkt, kan ik ‘De cultuur van de Angst‘ van Valdemar Marcha en Paul Verweel aanraden om te lezen.
Wie het ‘goddelijk gezag’ van een ambtsdrager op St. Maarten niet respecteert, krijgt te maken met de zeis van het gezag. Nergens in het koninkrijk zitten zoveel (hoge) ambtenaren thuis, dan op de eilanden in de West. Omdat zij weigeren spelletjes van hun minister mee te spelen en zich zo schuldig maken aan een ambtelijk misdrijf. En dat zijn dan de ambtenaren die verzet boden. Maar het overgrote deel heeft die mogelijkheid niet en moet al dan niet gedwongen de grillen van hun minister accepteren. Wie wil snappen hoe dat werkt, kan ik ‘De cultuur van de Angst‘ van Valdemar Marcha en Paul Verweel aanraden om te lezen.
De Nederlandse regering en de Tweede Kamer hebben sinds 1954 min of meer gekozen voor een hands-off approach, wanneer het aankomt op goed bestuur. Of in gewoon Nederlands: ‘je niet bemoeien met interne aangelegenheden van de eilanden’. Kern van die benadering is dat er in het betrokken land alleen wordt opgetreden als er niets gebeurd: ‘slechts wanneer in het land zelf geen redres van een ontoelaatbare toestand mogelijk zou blijken te zijn, kan het nemen van een maatregel in overweging komen.’
Het PWC-rapport toont ondubbelzinnig aan dat het koninkrijk op dit punt is aanbeland. Aansprekend daarin is de opmerking van de onderzoekers dat iedere entiteit en individu op St. Maarten een sterk standpunt heeft ingenomen tegen corruptie, maar dat het onderzoeksteam op geen enkele manier een zichtbare betrokkenheid heeft ontdekt, die daar handen en voeten aangeeft: een belijdenis met de mond dus, en niet met het hart.
Redres
Minister Ronald Plasterk van Koninkrijksrelaties heeft met de opdracht aan gouverneur Eugene Holiday om dit rapport te maken, een eerste stap gezet om het redres te adresseren. Een vervolgende stap, in de geest van het Statuut, is dringend gewenst.
Minister Ronald Plasterk van Koninkrijksrelaties heeft met de opdracht aan gouverneur Eugene Holiday om dit rapport te maken, een eerste stap gezet om het redres te adresseren. Een vervolgende stap, in de geest van het Statuut, is dringend gewenst.