Het historische concert dat The Rolling Stones op Cuba gaven, werd mogelijk gemaakt door een muzikale mecenas die in Nederland studeerde, op Curaçao fortuin maakte, maar altijd onder de radar wist te blijven. Voor Esquire’s Margriet Marbus maakte Gregory Elias een uitzondering. - Esquiry june 2016
Wie op internet zoekt naar informatie over Gregory Elias moet lang zoeken naar substantiële informatie. Zelfs op Curaçao, het eiland waar hij 62 jaar geleden werd geboren, is er weinig over hem bekend. Zijn landgenoten weten wie hij is, maar ze weten ook dat hij graag onder de radar blijft.
Tekst: Margriet Marbus | Foto's Sinaya Wolfert
Op Curaçao staat Gregory Elias bekend als een mecenas met een zwak voor populaire muziek. Hoe hij zijn fortuin vergaarde, daar zijn ze op het eiland nog niet helemaal over uit. ‘Hij zit in trusts,’ zegt de een. ‘Welnee, Greg Elias is groot geworden met muziek,’ zegt een ander. ‘Hij is producer en schreef ooit ook zelfs songs. Met de royalties daarvan is hij zijn bedrijven begonnen. Ken je nog de hit Why tell me why van Anita Meyer? Dat was Greg Elias samen met Piet Souer. Muziek doet hij nog steeds, dat is zijn passie, met name tropical en salsamuziek in Amerika. Echt, hij is groot. Maar dat zul je van hemzelf nooit horen, hij is bescheiden en blijft op de achtergrond.’
Gevraagd naar Elias, zegt een bekende Curaçaose zakenman: ‘Gregory is een very private person. Dat moet je respecteren.’ ‘Greg doet sowieso geen interviews,’ zo had zijn vriend en zakenpartner Jan Lagendijk eerder al eens gezegd. ‘Hij houdt daar helemaal niet van.’ Lagendijk is behalve een vriend, ook de buurman van het kantoor van Elias, Landhuis Joontje genoemd, in de wijk Rust en Vrede. Elias zelf woont op een eilandje in het Spaanse water, een binnenwater op Banda Ariba, aan de oostkant van Curaçao.
Zijn zoon van 23 rondt eerdaags zijn studie financiële economie in Londen af; een baan bij een grote firma ligt daar op hem te wachten. Dochterlief woont in Dubai, waar ze een eigen bedrijf runt. Zelf werd Elias geboren op Banda Ariba. Het landgoed van zijn grootouders van moederszijde omvatte enkele hectaren. Hij woonde er acht jaar met zijn moeder. Op zijn twaalfde trok Elias naar Nederland; zijn oudere broer Mike was vijf jaar eerder al afgereisd. Gregory studeerde er – het was begin jaren zestig – rechten aan de Vrije Universiteit. Na zijn studie keerde hij terug naar Curaçao. Daar woont hij nu, alweer bijna 35
Wie op internet zoekt naar informatie over Gregory Elias in de glazen wachtruimte van zijn 'kantoor' Landhuis Joontje op Curaçao. jaar. Hij rijdt een blauwe Maserati, de enige op Curaçao. Elk jaar organiseert Elias de Curaçaose versie van North Sea Jazz, evenals het Curaçao Filmfestival Rotterdam. Er is ook nog een bluesfestival dat hij samen met Lagendijk organiseert, en soms haalt hij andere artiesten naar het eiland, zoals Chic en Marc Anthony. Nu heeft Elias een optreden bedacht van de grootste rockband ter wereld. Het zal alleen niet op Curaçao plaatsvinden.
Havana — 24 maart 2016, 11.00
‘Alles ligt klaar in de koelkast: sandwiches met ham, tien flessen Cristal-bier,’ vertelt Alejandro Ortiz Garcia, een dierenarts die ook als taxichauffeur werkt (omdat dat stukken beter loont). ‘…en een fles ron añejo,’ gaat hij verder. ‘Coño, morgen gaan we dronken worden.’ Ortiz Garcia glundert. Hij staat naast zijn rood-zwarte Chevrolet, bouwjaar 1952. Zijn taxi-collega Yosmany de Sola hangt op de motorkap van een stokoude Cadillac. Hij somt op wat hij morgen mee gaat nemen naar het Rolling Stones-concert in het park van Ciudad Deportiva.
‘Je vergeet de Coca-Cola,’ vult Ortiz Garcia aan. ‘De echte dan, hè, deze keer.’ ‘Want deze is voor ons. Obama liet zich niet aan ons zien, maar deze mannen gaan wij wel zien.’ Het bezoek van de Amerikaanse president, drie dagen eerder, was niet wat veel Cubanen ervan hadden verwacht. De hoop op een glimp van de wereldleider werd door afgesloten straten, pleinen en norse beveiligers
al snel de grond in geboord. ‘Niet één keer heeft hij gezwaaid,’ moppert de De Sola.
‘Mijn zoontje van twaalf heeft hier voor een hek staan wachten, wel vier uur. Met een Amerikaanse vlag. Maar niets. In een auto met geblindeerde ramen kwam hij met honderd kilometer per uur voorbijgescheurd.’ ‘Dacht hij dat we een bom op hem wilden op een bezoek van een Amerikaanse president. En dan dit. Mijn zoontje moest huilen. Cojone!’
‘Maar The Rolling Stones maken alles goed,’ zegt Ortiz Garcia terwijl hij De Sola op zijn schouders slaat. ‘Seguro,’ zegt die. Zeker weten. Het concert van de Stones staat, net als overigens het door beide heren bekritiseerde, historische staatsbezoek van Barack Obama, symbool voor een nieuw gevoel van vrijheid. Ooit werden de Stones door de leiders van de Revolutie verboden, maar nu zullen ze een groots onthaal krijgen in Havana. Ook van de vele buitenlanders die zich voor het concert naar Cuba hebben gehaast. De stad is ermee overladen; fans, ouder veelal, in T-shirts met opdruk van het beroemde logo van de band. Britten, Brazilianen, Spanjaarden, maar ook heel veel Amerikanen, allemaal speciaal ingevlogen voor het concert.
Op de website van The Rolling Stones staat het volgende te lezen: ‘We have performed in many special places during our long career, but this show in Havana is going to be a landmark event for us and we hope for all our friends in Cuba too.’
Curaçao — 2 maart, 13.22
Op het korte mailtje met het interviewverzoek komt al binnen vijf minuten antwoord. De man die erom bekendstaat geen interviews te doen, antwoordt: ‘Geef me even tijd. Morgen kom ik bij u terug.’ Als er een dag later geen bericht komt, word ik licht nerveus. ‘Mail hem rond zes uur in de ochtend,’ adviseert een Curaçaoënaar die de werkroutine van Elias kent. ‘Dan begint zijn werkdag en zit hij al op kantoor.’
Zo gezegd zo gedaan. Om 05.45 gaat de mail eruit, vergezeld van een omschrijving van het blad Esquire. Nog geen half uur later is er antwoord. ‘Waarde dame, iedereen kent uw blad, hoor. Het kan vandaag om 5 uur of anders morgen om 12.30. Anders maandag om 15.00. Schikt het?’
Curaçao — 4 maart, 12:30
In de ronduit schitterende tuin (fontein, majestueuze palmbomen) van Landhuis Joontje schuifelen wat tuinmannen rond. Verder is het er leeg, rustig. Het is zaterdag, maar binnen is een receptioniste aanwezig. ‘Ik zeg mijnheer Elias dat u er bent.’ De vergaderkamer biedt uitzicht op een glazen wachtruimte met chesterfieldbanken.
Dan komt hij binnen: ruige bos grijs haar boven levendige bruine ogen die alles lijken te zien, eenvoudige, donkerblauwe katoenen bloes met het vignet van zijn stichting Bon Intenshon. ‘Ik doe dit nooit hoor,’ zegt hij na een stevige handdruk. ‘Ik praat nooit met mensen.’ Mensen zijn in dit geval journalisten, blijkt, en dat hij er nooit mee praat, komt door negatieve ervaringen in het verleden.
‘Mensen schrijven toch maar op wat ze willen. Ik heb daar niets mee. Dan maar liever niets. Dan blijf ik liever op de achtergrond. Ik heb dat allemaal niet nodig.’ Toch maakte hij nu een uitzondering. ‘Ik dacht: laat ik dit meisje toch eens uitnodigen.’ Elias bedacht het idee voor het optreden van The Rolling Stones omdat hij namens Curaçao een cadeau aan Cuba wilde geven. Curaçao, zo zegt hij, deelt een geschiedenis met Cuba. ‘Vroeger werkten veel mensen van hier er op de suikerrietplantages. Maar na de revolutie is alles verwaterd. Ik dacht: ik moet iets aanbieden om onze goede wil te tonen. Als ze nu toch open willen, laten we daar dan bij helpen.
Dus zocht ik naar iets wat mensen blij maakt, en dan kom je al snel uit bij muziek. Muziek kent geen kleur of angst of haat en nijd; muziek brengt hoop, schoonheid, liefde, geluk, alleen maar mooie gevoelens. En toen las ik dat de Stones hun Latijns-Amerikaanse tour op 17 maart zouden afsluiten in Mexico. Van Mexico naar Havana, dat is maar een klein stukje. Toen heb ik een vriend gebeld, Leon Ramakers (de oprichter van MOJO Concerts, red.), van wie ik wist dat hij de manager van de band kent. Die zei: “Greg, ik weet hoe jij werkt, maar wees niet teleurgesteld als dit niet lukt.”
"Door Leons bemiddeling kon ik in contact komen met Joyce Smyth, de manager en advocaat van the boys, zoals zij ze noemt. Zonder haar gebeurt er niks, zeg maar, dat is zo’n beetje haar rol. Mijn advocaat in de VS legde het contact met haar. Vervolgens moesten we eerst allerlei verklaringen overleggen, van goed gedrag en zo, referenties. Een backgroundcheck, zo gaat dat. En toen kon ik bellen.
Ik heb haar in dat telefoongesprek uitgelegd wat ik wilde. Vroeg haar meteen op de man af of de Stones ervoor voelden om in Havana te spelen. En ik zei dat ik daarbij twee verzoeken had. Ten eerste stelde ik voor de hele productie voor mijn rekening te nemen. Ik zou voor alle kosten instaan. En toen kwam het tweede punt. Ik vroeg aan haar of de band bereid was om pro bono op te treden. Want ja, een Cubaan heeft geen geld om een kaartje te kopen en ik vond dat het voor iedereen toegankelijk moest zijn.
Dat was natuurlijk een alles-of-nietsvraag, en ik was er al op voorbereid dat de telefoon op de haak zou worden gegooid. “Well,” zei ze, “ik heb nog nooit zo’n krankzinnig idee gehoord.” Maar ze zou het voorleggen aan de boys. Ik dacht: hier hoor ik nooit meer iets van.’ Een dag later belde ze terug: ‘Sir Mick is estatic. He thinks it’s a brilliant idea.’
Op de vraag wat Elias aan dit alles heeft, antwoordt hij: ‘Niets.’ Het enige wat hij eraan overhoudt, zijn de dvd-opnames van het concert. ‘Er worden inderdaad opnames gemaakt. Die kosten worden gedragen door Eagle Rock Entertainment. Ik heb daar wel vijftig procent van de rechten van geclaimd, van die opnames. Wellicht dat er iets terugverdiend kan worden. En wat er binnenkomt, dat geef ik weer terug aan Cuba. Hoe? In de vorm van sponsoring van culturele uitingen, of het financieren van beurzen voor grote muzikale talenten, fondsen oprichten voor dit soort dingen, muziekinstrumenten weggeven.
Kijk, als je zoiets doet en het lukt, moet je dat teruggeven aan zo’n arm land. De Stones doen hier overigens ook aan mee. Er komt een enorme voorraad aan muziekinstrumenten met hen mee, allerlei instrumenten die de zoon van Joyce bij grote firma’s heeft weten te bemachtigen, zoals drumstellen, gitaren, piano’s, blaasinstrumenten. Die worden op Cuba weggegeven.’
Havana — 24 maart, 19.30
Het is sinds jaren Havana’s hotste spot en ook vanavond is het er afgeladen. La Guarida aan de Calle Concordia 418, bekend van de prijswinnende film Fresa y Chocolate uit 1993, is het middelpunt van beroemd, rijk en vooral buitenlands Havana. De doorsnee-Cubaan kan de prijzen in het restaurant niet betalen. Maar waar de in designerkleding gestoken clientèle doorgaans tevreden aan de auberginekaviaar en de beroemde kreeft vorkt, wordt er nu gemord.
De kreeft is op. En de rooftop bar is ook al niet bereikbaar. ‘Een privéfeest,’ verklaart de serveerster. ‘Maar er zijn nooit privéfeesten in La Guarida,’ zegt een vaste klant aan de bar. ‘Ik wil er een fles rum om verwedden dat de Stones boven zitten.’
De serveerster glimlacht sereen. Dan komt Jade Jagger via de marmeren trap met kapotte leuning naar beneden, vergezeld van haar dochter Amba Jackson, haar halfzus Georgia May Jagger en enkele begeleidende heren. De vaste doorman van La Guarida probeert de wachtende mensen voor de entree van Fresa y Chocolate in een taxi te krijgen. Ze moeten opzij, want ze staan in de weg van het hoge bezoek. Maar er zijn geen taxi’s; het is laat en dit is Cuba. Een zilveren bus van Cubatur stopt voor de deur. De Jaggers nemen treuzelend plaats. De portier maant de andere wachtenden steeds zenuwachtiger om toch alsjeblieft weg te gaan. Dan houdt hij op het oog willekeurig een paar Lada’s aan. Of ze alsjeblieft de klanten mee willen nemen. Dat doen ze. De motor van de bus van Cubatur staat dan nog te ronken. Even later vertrekt die ook uit het zicht.
Havana — 25 maart, 08.30
Gregory Elias landt op het vliegveld van Havana. Om elf uur moet hij in Hotel Parque Central aantreden voor een gesprek met Joyce Smyth. In het park van Ciudad Deportiva, waar het enorme stadion van Havana staat, zijn ze ondertussen druk met de voorbereidingen. Het tachtig meter brede en ruim vijftig meter diepe podium staat klaar (naar verluidt speciaal voor de gelegenheid ontworpen door Mick Jagger), de hekwerken rondom zijn aangebracht. Telefoonsignalen in dat gebied zijn van staatswege geblokkeerd, zoals dat ook het geval was bij het bezoek van Obama. Ook toen lag internet in heel Havana plat. Voor de veiligheid, gaat het verhaal.
Curaçao — 4 maart, 12.30
Over de festivals die hij organiseert en zijn visie erachter zegt Gregory Elias: ‘Weet je, ik praat niet graag over mezelf. je doet de dingen die je doet en je doet ze zo goed mogelijk. Moet ik daar dan over gaan vertellen? Wat heeft dat voor toegevoegde waarde? Show me your stuff, denk ik altijd. Mensen willen altijd weten hoeveel al die Fests kosten. In de inhoud zijn maar weinigen geïnteresseerd.
Vraag me die dingen niet, denk ik dan. Indecent questions. Kom daarmee niet bij mij. Nu ook weer, bij de Stones. Iemand van AEG, de maatschappij die de concerten van de Stones organiseert, Paul Gongaware, die vroeg: “What’s in it for you?” Nou, niks. This is for the Cuban people. “I still don’t get it,” zei hij. What’s in it for you? Eh…, zegt het woord ‘nothing’ je iets?"
"Kijk, ik heb altijd gedeeld. Altijd. Ook toen ik jong was. Iedereen kon altijd alles van me krijgen. Als ik geld had en mijn vriendjes niet, mochten ze van mij altijd wat hebben. Nu nog steeds. Dertig procent van wat ik jaarlijks netto overhoud uit mijn investeringen, stort ik in mijn stichting. En die stichting ondersteunt veel goede doelen. Elk jaar weer, ja. Waarom? Als je het geluk hebt dat het je zakelijk voor de wind gaat, dan moet je delen…’ Elias lacht. ‘Soms moet je gewoon iets goeds doen. Zomaar.’
‘Toen ik in 1981 op het eiland terugkwam, na mijn tijd in Nederland en mijn studie, kocht ik dit hier, in 1987.’ Elias wijst om zich heen, naar het interieur van Landhuis Joontje. ‘In die tijd stond Curaçao er heel slecht voor, op alle terreinen: het toerisme, de offshoresector, de economie... Het eilandje waarop ik woon, had ik al in 1982 verworven. In die tijd stonden er daar in de buurt alleen maar een paar weekendhuisjes, meer niet. Maar soms moet je dingen doen die op dat moment niet logisch lijken.’
De grond rondom het Spaanse Water, waar het eilandje van Elias ligt, heeft inmiddels de hoogste vierkantemeterprijs van Curaçao. Landhuis Joontje en de buurt eromheen zijn sinds 1987 ook drastisch opgewaardeerd. Dan vertelt hij onverwacht over zijn familie.
‘Ik heb een gezin, een dochter en een zoon. Mijn zoon, hij is 23, studeert dit jaar in Londen af in financiële economie. Ja, dat is bijzonder en natuurlijk ben ik hartstikke trots. Mijn dochter is getrouwd, woont in Dubai. Met mijn broer Mike heb ik ook een zeer hechte band. En die band had ik ook met mijn halfbroer, Foued.’
Foued Elias werd geboren uit het tweede huwelijk van zijn vader. Hij overleed drie maanden geleden aan een slopende ziekte. De zakenman schudt zijn hoofd, slikt. ‘Jong. Veel te jong. Godverdomme. Wat een kloteziekte, MS. 27 jaar lang heeft die jongen vreselijk geleden. En je voelt je machteloos.’ Elias wordt emotioneel. ‘Foudje, sorry dat ik je daarmee niet heb kunnen helpen. Shit!’ Hij is even van slag. ‘Dit evenement in Cuba draag ik ook op aan jou man. This one is for you, Foudje…’ Dan: ‘Oké, waar waren we?’
Havana — 25 maart, 18.00
Vanaf hotel Parque Central wordt een bont gezelschap in bussen naar het concert gereden. Elias zelf laat zich vergezellen van zo’n kleine dertig vrienden en kennissen, onder wie zakenpartner Jan Lagendijk en diens dochters, zijn twee advocaten uit Amerika, de Amerikaanse regisseur die het boek Dubbelspel van Frank Marinus Arion recentelijk heeft verfilmd, de eigenaar van bar Mango’s in Miami, Elias’ zoon uit Londen, mensen uit de Nederlandse jazzwereld. Hoe dichter bij de plek van het concert, hoe voller de straten worden. Mensenmassa’s stromen samen in de straten rondom Ciudad Deportiva de la Habana. Veel Britse vlaggen, Amerikaanse, Braziliaanse en een enkele
Curaçaose vlag.
‘COÑOOO !!! LOS ROLLING’, staat er op een van de Cubaanse banieren te lezen. De groep van Elias wordt naar het vipgedeelte gebracht, een open plek midden in het veld en niet, zoals doorgaans het geval, dicht bij het podium. In het midden worden ook de opnames geregeld. Erachter is – overdekt – een podiumpje voor de familie van de Stones, daar weer naast een niet overdekt podiumpje voor de pers, dat later onder leiding van Lagendijk wordt ingenomen door de vips.
‘Jagger heeft al zeven kinderen en die hebben ook weer kinderen. Dus dat zijn zo al 25 man,’ aldus een lange, Britse roadie van de band. Hij maakt een contente indruk. Ooit was hij marketingdeskundige in Engeland, maar dit bevalt hem beter. ‘Veel reizen. Afwisseling. Een heerlijk leven,’ zegt hij. Dan verdwijnt Elias met zeven jongeren uit de groep, onder wie zijn zoon en de dochters van Lagendijk, even uit het gezicht; ze gaan met de Stones op de foto. Nog voordat hij terugkeert in het midden van het veld, klinken over het immense, bomvolle park de eerste tonen van Jumpin’ Jack Flash.
Richard Gere is er, Naomi Campbell staat te swingen tussen vier bodyguards. Elias mengt zich niet tussen de vips; hij verschanst zich bij de mengpanelen. Daar neemt hij het concert zwijgend en geconcentreerd in zich op. ‘Als het zover is, wil ik vooral van de muziek genieten en het jonge Cubaanse publiek gadeslaan, om te ervaren hoe zij dit alles beleven,’ had hij tijdens ons gesprek op Curaçao al gezegd. ‘Ik ga daar staan en luisteren.Beng, beng! Start me up!’ Hij roffelde met zijn handen op de tafel en zong de eerste akkoorden van een van zijn favoriete nummers.
Gregory Elias zal na het concert niet blijven in Cuba. Hij is vanochtend in komen vliegen, en zal na het concert meteen weer terugvliegen. Hij is er niet voor de afterparty. Hij is er maar om één reden. ‘Ik ben er puur voor de muziek.’
-0-0-0-
Dit artikel verscheen eerder in het juni nummer van de Nederlandse Esquire
The Rolling Stones in Cuba in het park van Ciudad Deportiva de la Habana, 25 maart 2016. |
Tekst: Margriet Marbus | Foto's Sinaya Wolfert
Op Curaçao staat Gregory Elias bekend als een mecenas met een zwak voor populaire muziek. Hoe hij zijn fortuin vergaarde, daar zijn ze op het eiland nog niet helemaal over uit. ‘Hij zit in trusts,’ zegt de een. ‘Welnee, Greg Elias is groot geworden met muziek,’ zegt een ander. ‘Hij is producer en schreef ooit ook zelfs songs. Met de royalties daarvan is hij zijn bedrijven begonnen. Ken je nog de hit Why tell me why van Anita Meyer? Dat was Greg Elias samen met Piet Souer. Muziek doet hij nog steeds, dat is zijn passie, met name tropical en salsamuziek in Amerika. Echt, hij is groot. Maar dat zul je van hemzelf nooit horen, hij is bescheiden en blijft op de achtergrond.’
Gevraagd naar Elias, zegt een bekende Curaçaose zakenman: ‘Gregory is een very private person. Dat moet je respecteren.’ ‘Greg doet sowieso geen interviews,’ zo had zijn vriend en zakenpartner Jan Lagendijk eerder al eens gezegd. ‘Hij houdt daar helemaal niet van.’ Lagendijk is behalve een vriend, ook de buurman van het kantoor van Elias, Landhuis Joontje genoemd, in de wijk Rust en Vrede. Elias zelf woont op een eilandje in het Spaanse water, een binnenwater op Banda Ariba, aan de oostkant van Curaçao.
de glazen wachtruimte van zijn 'kantoor' Landhuis Joontje op Curaçao. |
Wie op internet zoekt naar informatie over Gregory Elias in de glazen wachtruimte van zijn 'kantoor' Landhuis Joontje op Curaçao. jaar. Hij rijdt een blauwe Maserati, de enige op Curaçao. Elk jaar organiseert Elias de Curaçaose versie van North Sea Jazz, evenals het Curaçao Filmfestival Rotterdam. Er is ook nog een bluesfestival dat hij samen met Lagendijk organiseert, en soms haalt hij andere artiesten naar het eiland, zoals Chic en Marc Anthony. Nu heeft Elias een optreden bedacht van de grootste rockband ter wereld. Het zal alleen niet op Curaçao plaatsvinden.
Havana — 24 maart 2016, 11.00
‘Alles ligt klaar in de koelkast: sandwiches met ham, tien flessen Cristal-bier,’ vertelt Alejandro Ortiz Garcia, een dierenarts die ook als taxichauffeur werkt (omdat dat stukken beter loont). ‘…en een fles ron añejo,’ gaat hij verder. ‘Coño, morgen gaan we dronken worden.’ Ortiz Garcia glundert. Hij staat naast zijn rood-zwarte Chevrolet, bouwjaar 1952. Zijn taxi-collega Yosmany de Sola hangt op de motorkap van een stokoude Cadillac. Hij somt op wat hij morgen mee gaat nemen naar het Rolling Stones-concert in het park van Ciudad Deportiva.
‘Je vergeet de Coca-Cola,’ vult Ortiz Garcia aan. ‘De echte dan, hè, deze keer.’ ‘Want deze is voor ons. Obama liet zich niet aan ons zien, maar deze mannen gaan wij wel zien.’ Het bezoek van de Amerikaanse president, drie dagen eerder, was niet wat veel Cubanen ervan hadden verwacht. De hoop op een glimp van de wereldleider werd door afgesloten straten, pleinen en norse beveiligers
al snel de grond in geboord. ‘Niet één keer heeft hij gezwaaid,’ moppert de De Sola.
‘Mijn zoontje van twaalf heeft hier voor een hek staan wachten, wel vier uur. Met een Amerikaanse vlag. Maar niets. In een auto met geblindeerde ramen kwam hij met honderd kilometer per uur voorbijgescheurd.’ ‘Dacht hij dat we een bom op hem wilden op een bezoek van een Amerikaanse president. En dan dit. Mijn zoontje moest huilen. Cojone!’
‘Maar The Rolling Stones maken alles goed,’ zegt Ortiz Garcia terwijl hij De Sola op zijn schouders slaat. ‘Seguro,’ zegt die. Zeker weten. Het concert van de Stones staat, net als overigens het door beide heren bekritiseerde, historische staatsbezoek van Barack Obama, symbool voor een nieuw gevoel van vrijheid. Ooit werden de Stones door de leiders van de Revolutie verboden, maar nu zullen ze een groots onthaal krijgen in Havana. Ook van de vele buitenlanders die zich voor het concert naar Cuba hebben gehaast. De stad is ermee overladen; fans, ouder veelal, in T-shirts met opdruk van het beroemde logo van de band. Britten, Brazilianen, Spanjaarden, maar ook heel veel Amerikanen, allemaal speciaal ingevlogen voor het concert.
Op de website van The Rolling Stones staat het volgende te lezen: ‘We have performed in many special places during our long career, but this show in Havana is going to be a landmark event for us and we hope for all our friends in Cuba too.’
Curaçao — 2 maart, 13.22
Op het korte mailtje met het interviewverzoek komt al binnen vijf minuten antwoord. De man die erom bekendstaat geen interviews te doen, antwoordt: ‘Geef me even tijd. Morgen kom ik bij u terug.’ Als er een dag later geen bericht komt, word ik licht nerveus. ‘Mail hem rond zes uur in de ochtend,’ adviseert een Curaçaoënaar die de werkroutine van Elias kent. ‘Dan begint zijn werkdag en zit hij al op kantoor.’
Zo gezegd zo gedaan. Om 05.45 gaat de mail eruit, vergezeld van een omschrijving van het blad Esquire. Nog geen half uur later is er antwoord. ‘Waarde dame, iedereen kent uw blad, hoor. Het kan vandaag om 5 uur of anders morgen om 12.30. Anders maandag om 15.00. Schikt het?’
Curaçao — 4 maart, 12:30
In de ronduit schitterende tuin (fontein, majestueuze palmbomen) van Landhuis Joontje schuifelen wat tuinmannen rond. Verder is het er leeg, rustig. Het is zaterdag, maar binnen is een receptioniste aanwezig. ‘Ik zeg mijnheer Elias dat u er bent.’ De vergaderkamer biedt uitzicht op een glazen wachtruimte met chesterfieldbanken.
Dan komt hij binnen: ruige bos grijs haar boven levendige bruine ogen die alles lijken te zien, eenvoudige, donkerblauwe katoenen bloes met het vignet van zijn stichting Bon Intenshon. ‘Ik doe dit nooit hoor,’ zegt hij na een stevige handdruk. ‘Ik praat nooit met mensen.’ Mensen zijn in dit geval journalisten, blijkt, en dat hij er nooit mee praat, komt door negatieve ervaringen in het verleden.
Dus zocht ik naar iets wat mensen blij maakt, en dan kom je al snel uit bij muziek. Muziek kent geen kleur of angst of haat en nijd; muziek brengt hoop, schoonheid, liefde, geluk, alleen maar mooie gevoelens. En toen las ik dat de Stones hun Latijns-Amerikaanse tour op 17 maart zouden afsluiten in Mexico. Van Mexico naar Havana, dat is maar een klein stukje. Toen heb ik een vriend gebeld, Leon Ramakers (de oprichter van MOJO Concerts, red.), van wie ik wist dat hij de manager van de band kent. Die zei: “Greg, ik weet hoe jij werkt, maar wees niet teleurgesteld als dit niet lukt.”
"Door Leons bemiddeling kon ik in contact komen met Joyce Smyth, de manager en advocaat van the boys, zoals zij ze noemt. Zonder haar gebeurt er niks, zeg maar, dat is zo’n beetje haar rol. Mijn advocaat in de VS legde het contact met haar. Vervolgens moesten we eerst allerlei verklaringen overleggen, van goed gedrag en zo, referenties. Een backgroundcheck, zo gaat dat. En toen kon ik bellen.
Ik heb haar in dat telefoongesprek uitgelegd wat ik wilde. Vroeg haar meteen op de man af of de Stones ervoor voelden om in Havana te spelen. En ik zei dat ik daarbij twee verzoeken had. Ten eerste stelde ik voor de hele productie voor mijn rekening te nemen. Ik zou voor alle kosten instaan. En toen kwam het tweede punt. Ik vroeg aan haar of de band bereid was om pro bono op te treden. Want ja, een Cubaan heeft geen geld om een kaartje te kopen en ik vond dat het voor iedereen toegankelijk moest zijn.
Dat was natuurlijk een alles-of-nietsvraag, en ik was er al op voorbereid dat de telefoon op de haak zou worden gegooid. “Well,” zei ze, “ik heb nog nooit zo’n krankzinnig idee gehoord.” Maar ze zou het voorleggen aan de boys. Ik dacht: hier hoor ik nooit meer iets van.’ Een dag later belde ze terug: ‘Sir Mick is estatic. He thinks it’s a brilliant idea.’
Kijk, als je zoiets doet en het lukt, moet je dat teruggeven aan zo’n arm land. De Stones doen hier overigens ook aan mee. Er komt een enorme voorraad aan muziekinstrumenten met hen mee, allerlei instrumenten die de zoon van Joyce bij grote firma’s heeft weten te bemachtigen, zoals drumstellen, gitaren, piano’s, blaasinstrumenten. Die worden op Cuba weggegeven.’
Havana — 24 maart, 19.30
Het is sinds jaren Havana’s hotste spot en ook vanavond is het er afgeladen. La Guarida aan de Calle Concordia 418, bekend van de prijswinnende film Fresa y Chocolate uit 1993, is het middelpunt van beroemd, rijk en vooral buitenlands Havana. De doorsnee-Cubaan kan de prijzen in het restaurant niet betalen. Maar waar de in designerkleding gestoken clientèle doorgaans tevreden aan de auberginekaviaar en de beroemde kreeft vorkt, wordt er nu gemord.
De kreeft is op. En de rooftop bar is ook al niet bereikbaar. ‘Een privéfeest,’ verklaart de serveerster. ‘Maar er zijn nooit privéfeesten in La Guarida,’ zegt een vaste klant aan de bar. ‘Ik wil er een fles rum om verwedden dat de Stones boven zitten.’
De serveerster glimlacht sereen. Dan komt Jade Jagger via de marmeren trap met kapotte leuning naar beneden, vergezeld van haar dochter Amba Jackson, haar halfzus Georgia May Jagger en enkele begeleidende heren. De vaste doorman van La Guarida probeert de wachtende mensen voor de entree van Fresa y Chocolate in een taxi te krijgen. Ze moeten opzij, want ze staan in de weg van het hoge bezoek. Maar er zijn geen taxi’s; het is laat en dit is Cuba. Een zilveren bus van Cubatur stopt voor de deur. De Jaggers nemen treuzelend plaats. De portier maant de andere wachtenden steeds zenuwachtiger om toch alsjeblieft weg te gaan. Dan houdt hij op het oog willekeurig een paar Lada’s aan. Of ze alsjeblieft de klanten mee willen nemen. Dat doen ze. De motor van de bus van Cubatur staat dan nog te ronken. Even later vertrekt die ook uit het zicht.
Havana — 25 maart, 08.30
Gregory Elias landt op het vliegveld van Havana. Om elf uur moet hij in Hotel Parque Central aantreden voor een gesprek met Joyce Smyth. In het park van Ciudad Deportiva, waar het enorme stadion van Havana staat, zijn ze ondertussen druk met de voorbereidingen. Het tachtig meter brede en ruim vijftig meter diepe podium staat klaar (naar verluidt speciaal voor de gelegenheid ontworpen door Mick Jagger), de hekwerken rondom zijn aangebracht. Telefoonsignalen in dat gebied zijn van staatswege geblokkeerd, zoals dat ook het geval was bij het bezoek van Obama. Ook toen lag internet in heel Havana plat. Voor de veiligheid, gaat het verhaal.
Curaçao — 4 maart, 12.30
Over de festivals die hij organiseert en zijn visie erachter zegt Gregory Elias: ‘Weet je, ik praat niet graag over mezelf. je doet de dingen die je doet en je doet ze zo goed mogelijk. Moet ik daar dan over gaan vertellen? Wat heeft dat voor toegevoegde waarde? Show me your stuff, denk ik altijd. Mensen willen altijd weten hoeveel al die Fests kosten. In de inhoud zijn maar weinigen geïnteresseerd.
Vraag me die dingen niet, denk ik dan. Indecent questions. Kom daarmee niet bij mij. Nu ook weer, bij de Stones. Iemand van AEG, de maatschappij die de concerten van de Stones organiseert, Paul Gongaware, die vroeg: “What’s in it for you?” Nou, niks. This is for the Cuban people. “I still don’t get it,” zei hij. What’s in it for you? Eh…, zegt het woord ‘nothing’ je iets?"
"Kijk, ik heb altijd gedeeld. Altijd. Ook toen ik jong was. Iedereen kon altijd alles van me krijgen. Als ik geld had en mijn vriendjes niet, mochten ze van mij altijd wat hebben. Nu nog steeds. Dertig procent van wat ik jaarlijks netto overhoud uit mijn investeringen, stort ik in mijn stichting. En die stichting ondersteunt veel goede doelen. Elk jaar weer, ja. Waarom? Als je het geluk hebt dat het je zakelijk voor de wind gaat, dan moet je delen…’ Elias lacht. ‘Soms moet je gewoon iets goeds doen. Zomaar.’
‘Toen ik in 1981 op het eiland terugkwam, na mijn tijd in Nederland en mijn studie, kocht ik dit hier, in 1987.’ Elias wijst om zich heen, naar het interieur van Landhuis Joontje. ‘In die tijd stond Curaçao er heel slecht voor, op alle terreinen: het toerisme, de offshoresector, de economie... Het eilandje waarop ik woon, had ik al in 1982 verworven. In die tijd stonden er daar in de buurt alleen maar een paar weekendhuisjes, meer niet. Maar soms moet je dingen doen die op dat moment niet logisch lijken.’
De grond rondom het Spaanse Water, waar het eilandje van Elias ligt, heeft inmiddels de hoogste vierkantemeterprijs van Curaçao. Landhuis Joontje en de buurt eromheen zijn sinds 1987 ook drastisch opgewaardeerd. Dan vertelt hij onverwacht over zijn familie.
‘Ik heb een gezin, een dochter en een zoon. Mijn zoon, hij is 23, studeert dit jaar in Londen af in financiële economie. Ja, dat is bijzonder en natuurlijk ben ik hartstikke trots. Mijn dochter is getrouwd, woont in Dubai. Met mijn broer Mike heb ik ook een zeer hechte band. En die band had ik ook met mijn halfbroer, Foued.’
Foued Elias werd geboren uit het tweede huwelijk van zijn vader. Hij overleed drie maanden geleden aan een slopende ziekte. De zakenman schudt zijn hoofd, slikt. ‘Jong. Veel te jong. Godverdomme. Wat een kloteziekte, MS. 27 jaar lang heeft die jongen vreselijk geleden. En je voelt je machteloos.’ Elias wordt emotioneel. ‘Foudje, sorry dat ik je daarmee niet heb kunnen helpen. Shit!’ Hij is even van slag. ‘Dit evenement in Cuba draag ik ook op aan jou man. This one is for you, Foudje…’ Dan: ‘Oké, waar waren we?’
Havana — 25 maart, 18.00
Vanaf hotel Parque Central wordt een bont gezelschap in bussen naar het concert gereden. Elias zelf laat zich vergezellen van zo’n kleine dertig vrienden en kennissen, onder wie zakenpartner Jan Lagendijk en diens dochters, zijn twee advocaten uit Amerika, de Amerikaanse regisseur die het boek Dubbelspel van Frank Marinus Arion recentelijk heeft verfilmd, de eigenaar van bar Mango’s in Miami, Elias’ zoon uit Londen, mensen uit de Nederlandse jazzwereld. Hoe dichter bij de plek van het concert, hoe voller de straten worden. Mensenmassa’s stromen samen in de straten rondom Ciudad Deportiva de la Habana. Veel Britse vlaggen, Amerikaanse, Braziliaanse en een enkele
Curaçaose vlag.
‘COÑOOO !!! LOS ROLLING’, staat er op een van de Cubaanse banieren te lezen. De groep van Elias wordt naar het vipgedeelte gebracht, een open plek midden in het veld en niet, zoals doorgaans het geval, dicht bij het podium. In het midden worden ook de opnames geregeld. Erachter is – overdekt – een podiumpje voor de familie van de Stones, daar weer naast een niet overdekt podiumpje voor de pers, dat later onder leiding van Lagendijk wordt ingenomen door de vips.
‘Jagger heeft al zeven kinderen en die hebben ook weer kinderen. Dus dat zijn zo al 25 man,’ aldus een lange, Britse roadie van de band. Hij maakt een contente indruk. Ooit was hij marketingdeskundige in Engeland, maar dit bevalt hem beter. ‘Veel reizen. Afwisseling. Een heerlijk leven,’ zegt hij. Dan verdwijnt Elias met zeven jongeren uit de groep, onder wie zijn zoon en de dochters van Lagendijk, even uit het gezicht; ze gaan met de Stones op de foto. Nog voordat hij terugkeert in het midden van het veld, klinken over het immense, bomvolle park de eerste tonen van Jumpin’ Jack Flash.
Richard Gere is er, Naomi Campbell staat te swingen tussen vier bodyguards. Elias mengt zich niet tussen de vips; hij verschanst zich bij de mengpanelen. Daar neemt hij het concert zwijgend en geconcentreerd in zich op. ‘Als het zover is, wil ik vooral van de muziek genieten en het jonge Cubaanse publiek gadeslaan, om te ervaren hoe zij dit alles beleven,’ had hij tijdens ons gesprek op Curaçao al gezegd. ‘Ik ga daar staan en luisteren.Beng, beng! Start me up!’ Hij roffelde met zijn handen op de tafel en zong de eerste akkoorden van een van zijn favoriete nummers.
Gregory Elias zal na het concert niet blijven in Cuba. Hij is vanochtend in komen vliegen, en zal na het concert meteen weer terugvliegen. Hij is er niet voor de afterparty. Hij is er maar om één reden. ‘Ik ben er puur voor de muziek.’
-0-0-0-
Dit artikel verscheen eerder in het juni nummer van de Nederlandse Esquire