Op de Sablica Heuvel, 68 meter boven het zeeniveau, ligt de meest opvallende werkplek van Willemstad: de verkeerstoren van Fort Nassau. Phillips Osepa heeft 360 graden uitzicht over Curaçao. Bij helder weer ziet hij de Christoffelberg in het westen en de Tafelberg in het oosten. En als het mee zit ook nog Venezuela, honderd kilometer verderop.
door Dick Drayer
Foto's Rene Bergsma
De havenverkeersleider werkt al dertig jaar voor de havendienst CPA en zwaait al 28 jaar lang op de toren de scepter over de scheepvaart van Curaçao. Geen schip komt voorbij de Emmabrug als hij geen toestemming geeft. ‘Maar dat gebeurt zelden’, zegt Osepa. Met z’n 53 jaar is hij een senior. Dat betekent dat hij zijn diensten van zes uur alleen mag doen. Hij deelt zijn werkplek met zes collega’s, die in koppels van twee hun diensten draaien. ‘Van 12 uur ’s nachts tot 6 uur ’s ochtends, en zo verder in blokken van 6 uur.’
SchepenHij heeft een telefoon in zijn linker- en een walkietalkie in zijn rechterhand. Het loopt tegen het eind van de middag en verschillende tankers willen naar binnenvaren. Terwijl die zich via de radio melden, wijst de havenverkeersleider de boten een voor een aan. ‘De haven kan schepen tot maximaal 42 voet binnenhalen. Zeg maar zo’n dertien meter diepgang.’ De Annabaai heeft een vaargeul waarvan de diepte varieert van 15 tot 24 meter. Schepen die niet onder de 55 meter hoge Julianabrug door kunnen, worden afgemeerd aan de megapier.
Osepa kent veel van die tankers; ze komen meer dan eens . ’Dat zijn schepen. Noem het geen boten. Boten zijn kleiner en hebben ook geen loodsboot nodig om binnen te lopen. Schepen wel. Vanaf 50 ton zijn die loodsplichtig. Zodra ze zich melden bestel ik een loodsboot, soms ook een sleepboot en ik neem contact op met de burgwachter van de Pontjesbrug .’
Die wordt door Osepa standby gezet, waarna een wachttijd volgt van vijftien minuten om haar open te zetten. ‘Als je een oranje vlag op het brugwachtershuisje ziet wapperen, gaat-ie maar een beetje open, een blauwe vlag betekent helemaal. Als het donker is, wordt een oranje en een blauw licht gebruikt.’
Brug
Osepa is trots op zijn werkplek. Die heeft alles weg van de brug van een schip. Twee computerschermen in het midden domineren het werkveld. ’Het linkerscherm is voor ons databasesysteem. Daarin vind ik alle informatie die te maken heeft met de schepen die ik voor me zie. Het rechterscherm is de marine tracking. Daarop zie ik de schepen en kan ik hun bewegingen volgen. En dan is er natuurlijk radiocommunicatieapparatuur, fax en telefoon.’ Links van de schermen hangen vier A4-tjes op rij.“Daarop staan belangrijke nummers van diensten en mensen die opgeroepen worden bij calamiteiten. We hebben het havenreglement daar ook opgeplakt. Als het spitsuur is, moet je niet willen zoeken naar die informatie.’
Osepa neemt zijn eten mee in zijn broodtrommeltje en als hij dat vergeet, liggen er wel koekjes in de kast. Er is ook een klein keukentje met gasfornuis op de toren. ‘Vroeger kookten we hier ons eigen eten. We hadden een collega die goeie soep kon maken. Maar hij is met pensioen en de anderen doen het niet.’
Springen
In de 28 jaar dat Osepa op z’n werkplek zit, hebben zich wel eens aanvaringen voorgedaan, maar nooit was er een echte ramp. ‘We blijven altijd op onze post’, zegt Osepa. ‘Tenzij er een orkaan overkomt, dan moet je wel weg. Dan is het niet prettig hierboven. Met Thomás in 2010 zijn we naar beneden gegaan. Er vaart dan ook niets, maar we blijven wel paraat.’
Gevraagd naar vervelende momenten in zijn werk, blijft Osepa stil. ‘Nee, ik kan niets bedenken dat met het werk te maken heeft. Wat me wel altijd bij blijft, zijn de mensen die van de brug springen. Heel tragisch en het gebeurt vaker. Ik herinner me goed dat een kapitein zich via de radio meldde en in paniek zei dat er net iemand voor zijn schip was gesprongen. Dat raakt je wel.’
Wow
‘De meeste mensen die hier een bezoekje komen brengen, zeggen: “wow!” En daarna nog een keer. Het is ook een mooie plek. Maar die verbazing heb ik zelf natuurlijk niet meer. Dat uitzicht heb ik wel gezien. Leuker is het als er iets verandert in het landschap. Dat merk ik meteen. Ik ken elk plekje in het Schottegat. Ik loop de trap hier al bijna dertig jaar op en af en ben nog nooit ziek geweest. Oké, twee keer moest ik voor een kleine ingreep naar het ziekenhuis, maar de bekende ziekmelding aan het eind van de week of maand, ken ik niet. Ik hou van mijn werk.’
0-0-0-0-0