Sint-Eustatius heeft als onderdeel van de Antillen in 1954 volledig zelfbestuur bereikt

Regeringscommissaris Mike Franco, geflankeerd door staatssecretaris Raymond Knops

De Nederlandse ingreep in het bestuur van Sint-Eustatius is wettig en niet in strijd met het recht op zelfbeschikking. Dat concludeert de rechtbank in een kort geding dat was aangespannen door het afgezette eilandsbestuur en politicus Clyde van Putten. 

Zij willen weer terug op hun plek en eisen nieuwe verkiezingen op 20 maart 2019. Maar de tijdelijke wet die het huidige bestuur van Sint-Eustatius, met een regeringscommissaris legitimeert, is rechtmatig, aldus de rechtbank.

Commissie van Wijzen
Voorafgaand aan het ingrijpen door Nederland had de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Op 24 mei 2017 een commissie van wijzen ingesteld om onderzoek te doen naar het functioneren van het openbaar lichaam Sint-Eustatius. Een reconstructie van feiten.

De bevindingen waren niet mals. Sint-Eustatius verkeert op zowel sociaaleconomisch als fysiek terrein in sterk verwaarloosde staat. Het eiland kampt met vraagstukken als armoede, werkloosheid, gebrek aan economische ontwikkeling, jeugd- en gezinsproblemen, erosie, en onvoldoende afvalverwerking.

De kwaliteit van de infrastructuur, van het woningbestand en van overheidsgebouwen is veelal slecht. Daarnaast heerst er een ongunstig ondernemings- en investeringsklimaat, met elementen van willekeur.

Lokale belastingen worden wel geheven, maar niet altijd geïnd en toezicht en handhaving worden
selectief toegepast. De vergunningverlening en andere procedures kennen een lange doorlooptijd en
soms een discriminatoire uitkomst. Door de orkanen van september 2017 is de toeristensector onder druk komen te staan, en zijn de prijzen flink gestegen.

Ondernemers achten een gesprek met de overheid zinloos, of zijn bang dat kritiek tot repercussies zal leiden. Vanuit verschillende instituties wordt opgemerkt dat het Statiaanse bestuur niet geïnteresseerd is in zaken als natuur, cultuur of economische ontwikkeling. Geldstromen blijven uit. Bovendien nemen ze een tendens waar, waarbij het bestuur uitbestede taken in eigen beheer wil nemen, ongeacht of het daartoe de benodigde expertise heeft.

Clyde van Putten

Bestuur
Op bestuurlijk vlak wordt de situatie gekenmerkt door wetteloosheid, financieel wanbeheer, het negeren van ander wettelijk gezag, discriminatie, intimidatie en het nastreven van persoonlijke macht. In het bestuurscollege noch in de eilandsraad worden de voorgeschreven besluitvormingsprocessen gevolgd. De eilandsraad controleert niet, maar is vervloeid met het bestuurscollege. Het bestuurscollege functioneert niet als college. De twee gedeputeerden laten zich sturen door één van de (voormalige) fractievoorzitters van de eilandsraad. Op hun beurt zijn zij van mening dat de gezaghebber moet doen wat zij willen.

De onderlinge verhoudingen binnen het bestuurscollege en tussen de coalitie en de oppositie zijn ernstig verstoord. Tussen het Nederlandse bestuur en het bestuur van Sint-Eustatius zijn de verbindingen vrijwel geheel verbroken.

In de eilandsraad zijn per motie de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (WolBES) en de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (FinBES) in de ban gedaan. De goedkeuringsprocedure met betrekking tot personele beslissingen wordt niet langer gevolgd
en in- en toestemmingsprocedures evenmin.

Ter legitimatie van zijn gedrag beroept het bestuur zich op het recht op zelfbeschikking en de daaruit
voortvloeiende bestuurlijke autonomie. Het verlangen naar meer autonomie is volgens de commissie nog te rechtvaardigen, maar de invulling daarvan behoort de uitkomst van een debat te zijn en niet het
eenzijdige dictaat van een eilandsbestuur.

Alle burgers die met de commissie spreken hebben kritiek op het lokale bestuur. Het gedrag van het huidige bestuur wordt ervaren als «destructief» en «erger dan ooit».

De commissie constateert dat het bestuur van Sint-Eustatius zich heeft afgewend van de bestaande
rechts- en staatsorde en niet meer bereid is de eigenmachtig toegeëigende autonomie weer los te laten.

Er zijn volgens de commissie geen mogelijkheden meer om de bestuurlijke situatie in goed overleg te
herstellen, nu het huidige bestuur van Sint-Eustatius die weg door de wijze waarop het zich opstelt
richting Nederland definitief heeft afgesloten."

Bestuurlijk ingrijpen
Volgens de Commissie zijn de mogelijkheden om de situatie te verbeteren door het benutten van de reguliere instrumenten uitgeput. Gelet op de bestuurlijke wanorde op vrijwel alle terreinen en de wetteloosheid binnen het bestuur, constateert de commissie grove taakverwaarlozing. Daarop is maar één antwoord mogelijk, aldus de commissie: bestuurlijk ingrijpen door Nederland door de aanstelling van een regeringscommissaris.

Vervolgens heeft de regering het wetsvoorstel voor de Tijdelijke wet taakverwaarlozing Sint-Eustatius ingediend, die op 7 februari 2018 in werking is getreden.

Op grond van artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet is de eilandsraad ontbonden, zijn de
eilandgedeputeerden van hun functies ontheven en is de waarnemend gezaghebber eervol ontslagen.
Op grond van het tweede lid van genoemd artikel zijn een regeringscommissaris en een
plaatsvervangend regeringscommissaris benoemd. Ingevolge artikel 3 lid 1 van de Tijdelijke wet oefent de regeringscommissaris alle taken en bevoegdheden uit die in de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba of enige andere wet aan de eilandsraad, het bestuurscollege of de
gezaghebber zijn opgedragen.

Eisen in kort geding
Clyde van Putten en volgelingen willen weer toegelaten worden op hun werkplek om hun ambt te kunnen hervatten. De regeringscommissarissen moeten weg. En Nederland moet zich onthouden van
handelingen die in strijd zijn met het Handvest van de Verenigde Naties en het Weens verdrag inzake het verdragenrecht. Voor elke dag dat dat niet gebeurd moet er US$ 1.000.000,00 gestort worden in de openbare kas van Sint Eustatius

Van Putten zegt dat Nederland met het uitvaardigen en uitvoeren van de Tijdelijke wet in strijd handelt met het Handvest van de Verenigde Naties en het Weens verdrag inzake het verdragenrecht.

Nederland heeft geen rechtsmacht om wet- en regelgeving voor Sint-Eustatius vast te stellen die het recht op de "Volledige Staatkundige Emancipatie" van Sint-Eustatius aantast. Verder heeft Nederland in strijd met zijn eerdere verklaringen -gedaan op 18 januari 1952, 30 maart 1955 en 5 juli 2017- wetgeving tot stand gebracht die niet strookt met de in artikel 73 VN Handvest bedoelde "full measure of self-governement".

Publieke bijeenkomst met uitleg over Nederlands ingrijpen

VN Handvest
Om deze situatie te beoordelen wil de rechtbank eerst toetsen of het uitvaardigen en toepassen van de Tijdelijke wet in strijd is met artikel 73 van het VN Handvest en daarmee onrechtmatig.

In artikel 73 VN Handvest, staat verkort:

"Members of the United Nations which have or assume responsibilities for the administration of territories whose peoples have not yet attained a full measure of self-government recognize the principle that the interests of the inhabitants of these territories are paramount, and accept as a sacred trust the obligation to promote to the utmost, within the system of international peace and security established by the present Charter, the well-being of the inhabitants of these territories, and, to this end: b. to develop self-government, to take due account of the political aspirations of the peoples, and to assist them in the progressive deve/opment of their free political institutions, according to the particular circumstances of each territory and its peoples and their varying stages of advancement; e. to transmit regularly to the Secretary-General for information purposes, subject to such limitation as security and constitutional considerations may require, statistical and other information of a technical nature relating to economie, sociol, and educational conditions in the territories for which they are respectively responsible other than those territories to which Chapters XII and XIII apply." 

Het in artikel 73 VN Handvest bedoelde "full measure of self-government" (volledig zelfbestuur) kan blijkens VN-resolutie 1541 (XV) niet alleen worden bereikt door onafhankelijkheid, maar ook door vrije associatie met een onafhankelijke staat dan wel door integratie in een onafhankelijke staat.

Sint-Eustatius heeft als onderdeel van de Nederlandse Antillen in 1954 volledig zelfbestuur bereikt. Dat blijkt uit het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Daarin is in de preambule onder meer opgenomen:

"constaterende dat Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen in 1954 uit vrije wil hebben verklaard in het Koninkrijk der Nederlanden een nieuwe rechtsorde te aanvaarden, waarin zij de eigen belangen zelfstandig behartigen en op voet van gelijkwaardigheid de gemeenschappelijke belangen verzorgen en wederkerig bijstand verlenen, en hebben besloten in gemeen overleg het Statuut voor het Koninkrijk vast te stellen; ( ... )". 

Vast staat, volgens het Gerecht, dat de bevolking van Sint-Eustatius als onderdeel van de Nederlandse Antillen bij de totstandkoming van het Statuut in 1954 haar in artikel 73 VN Handvest verankerde recht op zelfbeschikking heeft uitgeoefend. Zij heeft uit vrije wil gekozen geen onafhankelijke staat te worden doch als land onderdeel te worden van de in het Statuut neergelegde rechtsorde binnen het Koninkrijk. Daarmee hebben de Nederlandse Antillen, waaronder Sint-Eustatius, de "full measure of selfgovernment" bereikt als bedoeld in artikel 73 VN Handvest.

Dat is ook in lijn met de verklaring van 18 januari 1952 van minister Kernkamp en die van 30 maart 1955 van de Nederlandse vertegenwoordiger van de VN. Deze laatste verklaring wordt aangehaald door de Algemene Vergadering van de VN in resolutie 945 (X) van 15 december 1955, waarbij wordt overwogen dat "cessation of the transmission of information under Article 73e of the Charter in respect of the Netherlands Antilles is appropriate".

De verplichting tot het verstrekken van informatie als bedoeld in artikel 73 sub e VN Handvest is vanwege het uitoefenen van het recht op zelfbeschikking dus komen te vervallen. De Nederlandse Antillen komen na 1955 ook niet meer voor op de lijst van "non-selfgoverning territories" van de VN.

Raymond Knops verwelkomd op Sint-Eustatius
Staatsbestel
Alleen al om deze reden is de Tijdelijke wet niet in strijd met het VN Handvest. Dat geldt overigens ook, indien de conclusie zou moeten zijn dat artikel 73 VN Handvest nog wel van toepassing is.
Niet in geschil is namelijk dat de bevolking van Sint-Eustatius ook na de integratie van de Nederlandse Antillen in het Koninkrijk recht heeft behouden op zelfbeschikking.

Dit zelfbeschikkingsrecht heeft Sint-Eustatius in 2005-2006 ook uitgeoefend. Dat had tot resultaat dat het bestuurscollege van Sint-Eustatius op 9 september 2010 de nieuwe status van openbaar lichaam heeft aanvaard. Sint-Eustatius is vervolgens met de wijziging van 10 oktober 2010 van het Statuut deel gaan uitmaken van het staatsbestel van Nederland.

Dus zelfs als eisers zouden worden gevolgd in hun stelling dat artikel 73 VN Handvest nog wel van toepassing zou zijn, staat vast dat Sint-Eustatius uit vrije wil heeft gekozen toe te treden tot het Nederlandse staatsbestel. De wijziging van het Statuut is daarmee tot stand gekomen met overeenkomstige toepassing van de eisen die het recht op zelfbeschikking stelt. De binnen het staatsbestel van Nederland geldende wettelijke voorschriften zijn daardoor onverkort van toepassing op Sint-Eustatius.

De Nederlandse wetgevende macht was dan ook bevoegd de op de Grondwet gebaseerde Tijdelijke wet vast te stellen. De Nederlandse regering is bevoegd die wet uit te voeren. Ook in dat opzicht is dus geen sprake van onrechtmatig handelen van Nederland, aldus de rechter.