De Landsrecherche Sint Maarten heeft een drietal belangrijke taken: het verrichten van strafrechtelijke onderzoeken binnen het ambtelijk apparaat in het kader van integriteit. Het instellen van onderzoeken van strafrechtelijke aard binnen het politieapparaat in opdracht van de minister en het openbaar ministerie, en tot slot het leveren van bijstand in opdracht van de Procureur Generaal.
Ondanks de plannen voor de opbouw van de dienst is er tien jaar na de oprichting van een eigen Landsrecherche voor Sint Maarten nog steeds sprake van diverse serieuze knelpunten. De voornaamste doelstelling, een volwaardige dienst, is niet behaald. Op alle vlakken is het problematisch. Het ontbreekt aan beleid, beheer en sturing. De middelen van de LSM zijn niet adequaat om de doelstellingen te behalen; er is structureel tekort aan budget. Daarnaast is de onafhankelijkheid van de dienst niet voldoende gewaarborgd.
Beleid
De diverse plannen ten behoeve van de oprichting en doorontwikkeling van de LSM, het Inrichtingsplan met bijbehorend Implementatieplan en het Verbeterprogramma OM, hebben niet geleid tot het gewenste resultaat: een volwaardig dienst.
De plannen zijn volgens de Raad om verschillende redenen niet of niet volledig uitgevoerd. De Landsrecherche dient ook jaarlijks een jaarplan- en verslag uit te brengen, maar heeft dat tot aan 2018 niet gedaan.
In het jaarplan dat door de minister moet worden vastgesteld, is opgenomen wat er van de Landsrecherche kan worden verwacht voor wat betreft zijn wettelijke taken en welke middelen hiervoor nodig zijn. De Raad constateert dat het proces om te komen tot een eenduidige jaarplan beter moet. De communicatie tussen de stakeholders is verre van optimaal. Hierdoor worden de gestelde doelstellingen vaak niet behaald.
Er is door de minister geen concreet beleid geformuleerd wat van de Landsrecherche wordt verwacht, met als gevolg een negatief effect op onder meer de uitvoering van de taken en samenwerking met stakeholders.
Voor de organisatie betekent het bovenal dat onvoldoende gestuurd kan worden op prestaties en prioriteiten die idealiter door de minister, de Procureur-Generaal en de LSM gezamenlijk, eensluidend en zo concreet mogelijk horen te worden geformuleerd en waarover verantwoording kan worden afgelegd.
Organisatie
De Raad constateert dat het Openbaar Ministerie in de afgelopen jaren de sturing ten aanzien van de opsporing door de Landsrecherche heeft willen intensiveren door middel van de Coördinatie Commissie Landsrecherche en de Aanwijzing taken en inzet Landsrecherche.
Maar het overleg door deze commissie vond een aantal maanden niet consequent plaats. Voorts is de communicatie tussen de LSM en het OM niet optimaal wat gevolgen heeft voor de onderzoeken die gedraaid worden.
Verder heeft de Raad het beeld dat de organisatie voor het doen van onderzoek naar integriteitsschendingen nog niet de positie binnen de rechtshandhaving heeft verworven die zij wenst.
Hier ziet de Raad een taak voor de minister evenals de Procureur-Generaal om (meer) werk te maken van de aansturing van de Landsrecherche. Er zijn op strategisch niveau diverse platforms hiervoor beschikbaar, onder andere het driehoeksoverleg, het beheersoverleg en het Justitieel Vierlandenoverleg, JVO.
De Aanwijzing is er om duidelijkheid te verschaffen over zaken waarmee de Landsrecherche is of kan worden belast en op welke wijze. De Raad merkt op dat er ondanks het bestaan van de Aanwijzing er verschillend wordt gedacht over het soort zaken dat de LSM zou moeten behandelen en meent dat door enerzijds beleid en anderzijds beter overleg tussen stakeholders, en communicatie en voorlichting door het OM, hier meer duidelijkheid in gebracht moet worden.
Middelen
De Landsrecherche kampt met budgettaire problemen. Volgens het ministerie is de financiële situatie van het Land een gegeven waardoor het budget van de LSM de afgelopen jaren vrijwel hetzelfde is gebleven. Als gevolg hiervan heeft de LSM niet de nodige materiele en personele investeringen kunnen doen, zoals investeringen in de voor de werkzaamheden benodigde middelen waaronder het wagenpark, materieel en benodigdheden in en om het gebouw.
Verder blijkt het kwalitatief invullen van vacatures van essentieel belang voor het volwassen worden van de organisatie. Zo is de functie van hoofd nu wederom vacant wat gevolgen heeft voor de aansturing van onderzoeken. De voornoemde knelpunten zorgen bij medewerkers voor de nodige frustraties. Daarnaast ervaart het personeel knelpunten door het ontbreken van een geformaliseerde rechtspositie, onder meer met betrekking tot hun landsbesluiten, bevorderingen en remuneratie.
Samenwerking
De LSM werkt graag toe naar een hechtere samenwerking met lokale ketenpartners zoals de politie van Sint-Maarten en het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. die wordt weliswaar als goed wordt ervaren, maar er zijn geen formele convenanten met deze organisaties. Er is sprake van beperkte samenwerking met overheidsdepartementen zoals de Belastingdienst en de Basisadministratie.
Het is de Raad gebleken, dat er op ministerieel niveau al jaren wordt gesproken over de wenselijkheid en haalbaarheid van het intensiveren van de samenwerking tussen de zusterdiensten binnen het Koninkrijk. Maar dit heeft nog niet tot concrete resultaten geleid.
Gezien de kleinschaligheid van de landen vindt de Raad dit een gemis. De Raad constateert dat alle organisaties de noodzaak van samenwerking onderkennen, maar dat ze het erover eens zijn dat ze elkaar weinig te bieden hebben zolang de eigen beperkingen niet worden geadresseerd.
De Raad constateert ook dat de Landsrecherche in relatief hoge mate afhankelijk is van de ondersteuning en de expertise van het RST. Hoewel dat op dit moment noodzakelijk is door het gebrek aan capaciteit en expertise en de samenwerking een goede zaak is zou het uitlenen van personeel door het RST geen lange termijnoplossing moeten zijn.
Aanbevelingen