Curaçao moet oude bestuurscultuur opruimen, te beginnen bij de universiteit


Het wordt tijd dat Curaçao afrekent met oude bestuurders en jong elan de gelegenheid geeft om het beter te doen. Wat mij betreft beginnen we bij de Universiteit van Curaçao. De plek van de vrije geest. Wat ik weet van die plek is dat de geest daar al jaren in de fles zit en allerminst vrij is. Ik kan daar verhalen over vertellen, maar vandaag kreeg ik het bewijs op een presenteerblaadje aangereikt: de Algemene Rekenkamer onderzocht hoe de Universiteit omgaat met gemeenschapsgeld en plaatste de reactie van de Rector Magnificus in het kader van hoor en wederhoor erbij.

Er is veel mis op de Universiteit als het gaat om verantwoording afleggen over waar het geld van de belastingbetaler naar toe gaat. De Rekenkamer is snoeihard in haar oordeel. Het zelflerend en zelfreinigend vermogen van de bestuurders van de Universiteit blijkt daarna onthutsend laag.

Ruim tien weken na de deadline, die al was verschoven door de Rekenkamer, kwam er dan eindelijk een reactie van Rector Magnificus dr. Francis de Lanoy op de kritiek van de Rekenkamer. Zijn studenten krijgen vast minder respijt voor het inleveren van hun papers. Maar goed, daar ben je uiteraard rector voor.

Niet onderbouwd

In zijn reactie had de rector naast inhoudelijke opmerkingen op het rapport ook nog sterke twijfels over de bevoegdheid van de Rekenkamer om ‘een onderzoek naar de rechtmatigheid en doelmatigheid bij de UoC’ uit te voeren. Daarnaast reageerde hij op het doorlopen proces van de Rekenkamer bij het uitvoeren van dit onderzoek. De reactie van de rector was volgens de Rekenkamer niet onderbouwd met relevante bewijsstukken. Maar het oordeel van de Rekenkamer daarentegen wel.

Over de opmerking van de Rector over de bevoegdheid van de Rekenkamer om onderzoek te doen bij de Universiteit, zegt de Rekenkamer dat de rector beter op moet letten. Het gaat immers niet om een onderzoek naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van de Universiteit, zoals hij zegt, maar om een onderzoek naar de rechtmatigheid van de financiële bijdrage verstrekt aan de Universiteit. Kennelijk voelde de Rector dat hem de maat genomen werd. Wie de schoen past trekke hem aan, zou ik daaraan toe willen voegen.

Rechtmatig

De Rekenkamer heeft namelijk tot taak het onderzoeken van de ontvangsten en uitgaven van het Land. Aangezien het Land een substantiële financiële bijdrage aan de Universiteit verstrekt is de Rekenkamer op grond van de Landsverordening Algemene Rekenkamer Curaçao bevoegd om de rechtmatigheid hiervan te onderzoeken.

Immers, het Land dient de relevante wet- en regelgeving na te leven bij het verstrekken van gelden uit de Landskas. Om de rechtmatigheid van de verstrekking van de substantiële financiële bijdrage aan de Universiteit te onderzoeken heeft de Rekenkamer onderzocht of de beiden, Universiteit en minister de bepalingen die expliciet dan wel impliciet gerelateerd zijn aan deze financiële bijdrage, hebben nageleefd.

Het onderzoeksproces

De rector klaagt dat het onderzoeksproces lang heeft geduurd. De Rekenkamer is het daarmee eens. Maar de redenen voor de lange doorlooptijd van het onderzoek hebben vooral te maken gehad met het uitblijven van informatie van de Universiteit. De Rekenkamer heeft steeds begrip getoond voor het feit dat de jaarrekeningen nog steeds niet klaar waren. Maar zonder de benodigde informatie kon het onderzoek niet eerder worden afgerond. Het is niet aan de Rekenkamer te wijten dat de Universiteit haar financiële informatie niet tijdig heeft aangeleverd, aldus het snoeiharde oordeel van de Rekenkamer.

Dat de rector magnificus niet altijd bij de les of het college blijft, wordt pijnlijk duidelijk als hij de Rekenkamer verwijt het onderzoek uit te breiden tot en met het jaar 2019. Hij zou daarover niet bericht zijn. Maar Francis vergeet dat hij tijdens een gesprek in mei 2018 door de Rekenkamer juist is ingelicht over de uitbreiding. Bovendien had de Rekenkamer de uitbreiding van het onderzoek via mail gecommuniceerd. En de universiteit had daarop ook informatie over de uitgebreide periode naar de Rekenkamer gestuurd. Slapen doen we 's nachts, zou mijn vader hebben gezegd.

Begroting

Helemaal bont wordt het, als het gaat om de begroting die de rector in moet leveren als hij geld wil hebben. De Lanoy stelt - in de oude bestuurscultuur en vaak gebezigde aanpak - dat volstaan kan worden met de ‘regelmatige en goede contacten’ met het ministerie van Onderwijs, waarbij analyse en relatie tussen het jaarplan, de begroting en vervolgens de jaarrekening worden besproken.

Maar de Rekenkamer kan geen bewijsstukken vinden waaruit deze regelmatige contacten blijken. De ‘goede contacten’ waarnaar de rector verwijst, blijken ook niet uit de reactie van het ministerie op het rapport van de Rekenkamer.

Daarnaast heeft de rector in zijn reactie vermeld dat het al jaren zo is dat de financiering van de Universiteit niet conform de begroting plaatsvindt, maar op basis van het geld dat hij krijgt van het ministerie van Financiën. Dit bedrag komt volgens hem veelal minder uit.

Hierdoor is de rector van mening dat het verband dat de Rekenkamer tracht te leggen tussen het jaarplan, de begroting en de jaarrekening achterhaald is. Ik merk op dat dit juist is wat de Rekenkamer in haar rapport laat zien.

Contact

Ook zegt de rector dat de Universiteit altijd heeft aangegeven als zij niet aan de voorwaarden in de verordening kon voldoen. Door dit intensieve contact tussen de Universiteit en ministerie was de laatste voortdurend op de hoogte van de intenties en inzet van de Lanoy.

Maar het ministerie zegt iets heel anders. Er is helemaal geen aanhoudend overleg tussen de staffunctionarissen van het ministerie en de Universiteit. De verzochte informatie werd gewoon niet altijd ontvangen. Daarbij doet het ministerie iets wat De Lanoy nog moet leren: kritiek aangrijpen om van fouten te leren en beter te worden. Wetenschap in een nutshell.

Het Ministerie erkent namelijk dat zij zelf in gebreke was bij het tijdig opvragen van bijvoorbeeld de jaarrekeningen en andere in de wet bepalende documenten, het rappelleren hieromtrent en dat als gevolg hiervan de minister niet conform de wettelijke taken heeft gehandeld.

En de Lanoy kan dan wel steeds excuses hebben gemaakt, maar dat neemt niet weg dat de Universiteit de wettelijke bepalingen niet heeft nageleefd, aldus de Rekenkamer.

Liberalisering

De Rector vermeldt verder het niet eens te zijn met de aanbeveling van de Rekenkamer voor strenger toezicht op de Universiteit. Hij is van mening dat er meer liberalisering en vrijheid voor de universiteit moet zijn om in te kunnen spelen op kansen in de markt. Ik zou daaraan willen toevoegen dat geen goede controle ons heeft gebracht waar we nu zijn: Een Universiteit die weigert verantwoording af te leggen. Of is dat nu juist de betekening van het begrip 'liberalisering'?

De aanbeveling van de Rekenkamer voor meer controle is echter gericht op het bewaken dat de Universiteit de bepalingen in de wet naleeft. De Staten moeten ervan verzekerd kunnen zijn dat de gemeenschapsgelden die worden verstrekt om onderwijs te verzorgen, juist worden gebruikt. En daarom onderzoekt de Rekenkamer in opdracht van het parlement.

Hoe het wel kan

In schril contrast met deze oude ontkennende en verdedigende bestuurscultuur op de plek waar de geest uit de fles zou moeten, staat - zoals gezegd - de reactie van het ministerie van Onderwijs. Die krijgt overigens ook een behoorlijke veeg uit de pan, maar weet daar goed mee om te gaan.

Bij brief laat de secretaris-generaal een verfrissende bestuurdersblik zien: zijn ministerie is het eens met de bevindingen van de Algemene Rekenkamer dat zij in gebreke is bij het niet tijdig opvragen van de jaarrekeningen en andere in de wet bepalende documenten, het rappelleren hieromtrent, en dat als gevolg hiervan de minister niet conform de wettelijke taken heeft gehandeld.

Om daarna meteen over te gaan tot actie: binnen drie weken gaat het ministerie een inventarisatie uitvoeren en een plan van aanpak opstellen om de gebreken vermeld in het rapport voortaan te voorkomen. Het plan, zo beloofd de SG, zal aan de minister worden voorgelegd voor akkoord.

Bovendien zal het ministerie de minister informeren over de wettelijke tekortkomingen, zoals geconstateerd, deze opnieuw toetsen en zo nodig aanpassen.

Je zou zo'n heldere blik op een degelijk rapport niet op een ministerie verwachten en omgekeerd juist wel op een universiteit. Noem het een academische cultuur. Maar op Curaçao is alles soms net een beetje anders.