Wat heeft 10-10-10 economisch opgeleverd voor Curaçao? Roland O.B. van den Bergh, Curaçao, november 2015 10-10-10 had een impuls moeten worden om de economie een duw de goede richting op te geven. Dat is niet gebeurd, waarom niet? Op 10 oktober 2010 werden de Nederlandse Antillen opgeheven en kreeg Curaçao haar autonome status binnen het Koninkrijk der Nederlanden. In een serie van 6-tal artikelen wordt ingegaan op hoe het met de economie de afgelopen vijf jaar is gegaan: wat ging goed, wat ging slecht, wat is perceptie onder bedrijven en bevolking over de periode na 10-10-10, wat voor specifieke economische effecten heeft 10-10-10 gebracht en of er een kuur bestaat om de economie waar te laten groeien in de komende vijf jaar. Deze serie bevat 6 artikelen: De economie van Curaçao - deel I: Wat ging er goed na 10-10-'10? De economie van Curaçao - deel II: Wat ging er fout na 10-10-'10? De economie van Curaçao - deel III: De beleving van de economie bij bedrijven en burgers De economie van Curaçao - deel IV: Wat heeft het bedrijfsleven zelf gedaan? De economie van Curaçao - deel V: Wat deed de overheid na 10-10-10? De economie van Curaçao - deel VI: Hoe nu verder met de economie? Download hier de complete serie van zes artikelen van Rob van den Bergh Caribisch Netwerk: ' Kwaliteit ministers en ambtelijke top schiet te kort' - met audiogesprek Rob van den Bergh |
Een aantal aspecten gingen goed in de economie: de overheidsschulden van Curaçao werden voor een groot deel gesaneerd, de inflatie was laag, de overheidsfinanciën zijn op orde, de export nam enigszins toe en in de periode 2009-2013 steeg de werkgelegenheid bijna 6,8%.
Maar niet alles ging goed na 10-10-10. Sterker nog, er ging meer fout dan goed. In dit tweede artikel komen de minder gunstige ontwikkelingen in de Curaçaose economie aan de orde. Wat ging er niet goed in de economie en waarom?
Economische krimp, daling per capita inkomen en minder nieuwe arbeidsplaatsen
Het aantal banen op het eiland nam in de periode oktober 2009- oktober 2013 toe met 4.040 volgens het CBS (1). In dezelfde periode nam de beroepsbevolking toe met 7227 (2). Dit zorgde ervoor dat de werkloosheid steeg van 9,6% naar 13%.
Ondanks de banengroei het afgelopen decennia was gedurende die periode nauwelijks sprake van een toename van het Bruto Binnenlands Product (BBP). In dezelfde periode (2009-2013) daalde het reële BBP met in totaal 0.7%.
De trend van een sterke banengroei bij vrijwel een ongewijzigd reële BBP was ook al voor 10-10-10 zichtbaar. In de periode 2006-2009, de enige periode van economische groei in dit millennium, steeg het reële BBP met 7,1% en de werkgelegenheid met 14.2%.
De Isla |
De banengroei in de periode oktober 2009- oktober 2013 werd voor 2/3 gerealiseerd in de eerste twee jaar van deze periode. In de periode 2011-2013 nam de werkgelegenheid toe met 1.451 banen. De voorlopige indicaties zijn dat er vanaf 2014 netto geen banen meer zijn bijkomen terwijl de bevolking in die periode in omvang wel met 2.125 inwoners (1,4%) is toegenomen (4). Dit impliceert dat normaal gesproken de werkloosheid is toegenomen na 2014.
Het gebrek aan een economische groei de afgelopen 5 jaren is een resultante van minder consumeren, minder investeren, minder exporteren, minder overheidsuitgaven, hoge importen dan wel een combinatie van deze factoren. Wat zorgde voor de economische krimp?
Minder te besteden door Curaçao: het einde aan ontwikkelingsamenwerking en lenen
Onderdeel en gevolg van de Slotverklaring was dat Nederlandse stroom aan ontwikkelingssamenwerkingsgelden die via de Stichting SONA en de Stichting AMFO naar Curaçao vloeiden, zou stoppen. Dit was ook logisch omdat de programma’s die Nederland financierde allen gericht waren op het creëren van een betere startpositie van de nieuwe landen bij het verkrijgen van hun autonome status. Gemiddeld kreeg Curaçao in de periode 2006-2010 naar schatting, NAf 80 miljoen op jaarbasis (5).
AMFO bestaat niet meer | Foto Dick Drayer |
Per 10-10-10 zou het Land Curaçao ongeveer NAf 256 miljoen minder te besteden hebben omdat niet meer geleend mocht worden om in de lopende uitgaven te voorzien en de USONA en AMFO middelen kwamen te vervallen.
Aan de andere kant bespaart de overheid fors op interestkosten vanwege de schuldsanering en vanwege de herfinanciering van de uitstaande schuld van het Land Curaçao tegen zeer lage rente van tussen de 1-2%.
In termen van kasmiddelen (lenen, USONA, AMFO minus minder interest betalen) kreeg Curaçao niet of nauwelijks extra financiële armslag na 10-10-10 op haar begroting. De economie schiet daar weinig mee op omdat er per saldo van de schuldsanering geen of nauwelijks een economisch impuls uitgaat (6).
Doordat de lopende rekening geen overschot vertoonde diende (en dat was ook toegestaan) er voor overheidsinvesteringen geleend te worden. Dat is ook de reden waarom de schuldquote (=totale uitstaande schuld/BBP) van het Land Curaçao geleidelijk steeg van 34,6% per 10-10-10 naar 42,5% medio 2015 (7).
Minder importeren, minder consumeren
De betalingsbalans laat zien dat import van goederen in 2014 ten opzichte van 2011 is afgenomen met 14,5%. Dit is een indicatie dat er op het eiland minder besteed werd. De Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten meldt dat de lokale uitgaven als percentage van het Curaçao’s bruto binnenlands product in 2013 met 1,7% en in 2014 met 3,0% zijn gedaald. De daling heeft vooral te maken met de daling van onder meer de olieprijs, de verminderde koopkracht (door o.a. de verhoging van sociale premies en betere inning van (achterstallige) belastingen), een daling van de overheidsbestedingen en de terughoudendheid bij bedrijven en consumenten om geld uit te geven in tijden van onzekerheid en economische recessie.
De omzetten in diverse sectoren vertonen de laatste jaren een dalende tendens. Dat geldt in het bijzonder voor die sectoren die afhankelijk zijn van de lokale koopkracht en investeringen. Daarbij gaat het vooral om de detailhandel en de bouwsector. Beide sectoren laten over de afgelopen jaren een dalende tendens zien.
Foto: CPA |
De trend van dalende lokale bestedingen is ook consistent met een daling van de overheidsinkomsten voor wat betreft accijnzen, invoerrechten en omzetbelasting evenals met een daling van de verstrekte leningen aan het bedrijfsleven en gezinshuishoudens.
In de jaren 2011 en 2012 zijn de overheidsuitgaven niet voldoende aangepast aan de inkomsten met als gevolg het ontstaan van tekorten van NAf 154 mln. in 2011 en NAf 35 miljoen 2012 (8), terwijl dit niet volgens de nieuwe begrotingsregels en het financieel toezicht mocht. Dit heeft op 13 juli 2012 geleid tot een aanwijzing door de Rijksministerraad aan Curaçao om haar begroting in overeenstemming te brengen conform de Rijkswet financieel toezicht (Rft). Het tekort van 2011 van NAf 98 miljoen moest gecompenseerd worden en het gebrek aan besparingen in 2012, geraamd op NAf 55 miljoen, moet gerealiseerd worden via inkomstenverhogingen of uitgavenverlagingen (9).
De aanwijzing kan mede gezien worden als bewijs van slecht openbaar bestuur, een gebrek aan financiële discipline en een gebrekkig financiële beheer. Aan de andere kant toont het tegelijkertijd aan dat het financieel toezicht van het Koninkrijk op de Curaçaose overheidsfinanciën functioneert.
Door de aanwijzing zijn de overheidsbestedingen in de periode 2011-2014 teruggelopen met 10,5% (=NAf. 181 miljoen)·. De overheidsbudgetten van 2013 en 2014 vertoonden een licht overschot. Deze overschotten zijn gebruikt om de in 2010/11 ontstane tekorten te dekken. De aanwijzing is in maart 2014 door de Rijksministerraad opgeheven.
Minder investeringen
Nieuwe investeringen lijken uit te blijven. De indicaties uit de nationale rekening statistieken per sector en de index voor zand- en kiezelsteenproductie (10) laten zien dat investeringen in onroerend goed (woningen en commerciële objecten) is teruggelopen met 20% tussen 2009 en 2013. Ook op basis van het aantal private en overheidsprojecten dat de afgelopen jaren is gerealiseerd lijkt het erop dat de investeringen afnemen. Bedrijven investeerden minder de afgelopen 5 jaar onder meer als gevolg van afnemende omzetten die op haar beurt weer het gevolg waren van dalend consumentenvertrouwen en afnemende koopkracht op het eiland. Ook de stijging in de ondernemerslasten als gevolg van hogere sociale werkgeverspremies, invoering basisziektekostenverzekering en een actiever invorderingsbeleid van de belastingdienst drukten het enthousiasme om te investeren.
Nieuwe ziekenhuis (HNO) in aanbouw | Foto: HNO |
Overigens moet opgemerkt worden dat de private investeringen het overgrote merendeel van de totale investeringen zijn en dat het overheidsaandeel van de totale investeringen beduidend minder is. Op basis van de Nationale rekeningen lag het aandeel van de overheid in de bruto investeringen in vaste activa rond de 5-6% (11). Het is niet zo dat de overheid in haar eentje met een investeringspakket de economie structureel kan aanjagen. Daarvoor is het aandeel van de overheidsinvesteringen in het totaal gewoon te klein. Wel is het bedrag dat de overheid op de kapitaaldienst reserveert voor investeringen sterk toegenomen (12) na het wegvallen van de SONA-middelen voor overheidsinvesteringen.
En marge zei vermeld dat veel goederen, materialen en inrichting van het ziekenhuis in het buitenland aangeschaft moeten worden waardoor de bijdrage (of toegevoegde waarde) aan de economische groei relatief beperkt is (13).
Terugkijkend over de afgelopen 5 jaar lijkt het totaal aan private en publieke investeringen te zijn achtergebleven. Indien dit beeld correct is, is dat zorgelijk omdat er een causaal verband verondersteld wordt tussen investeren en toekomstige economische groei. Investeringen en in bijzonder investeringen in de exporterende sectoren, genereren productie van goederen en diensten, dat leidt tot meer export en daarmee tot meer deviezen. Het achterblijven van private investeringen zorgt ervoor dat de potentie om in de toekomst economische groei te realiseren afneemt.
De terugval in bestedingen en investeringen had een stuk groter kunnen uitvallen. Dit heeft er onder andere te maken met:
- overheids N.V.’s die hun eigen vermogen gebruikten om de operationele verliezen te financieren; het gaat daarbij vooral om de vennootschappen Aqualectra, ADC, Refineria di Korsou en Cpost (14);
- het interen op het schommelfonds bij de Sociale verzekeringsbank (SVB). Dit is een reserve bij de SVB waarbij tekorten zoals die zich voordeden bij de AOV/AWW en BVZ deels op worden afgeboekt. Ondertussen is dit schommelfonds leeg (15);
- het gebruik maken van reserves en spaartegoeden door particulieren en bedrijven om hun binnenlandse consumptie op peil te houden;
- het lenen door de overheid van geld, via uitgifte van obligaties die door Nederland worden opgekocht. In de periode 10-10-10 tot medio 2015 is de schuld van het Land Curaçao opgelopen met NAf. 571 miljoen (16).
Het International Monerary Fund (IMF) houdt ook op Curaçao en Sint Maarten haar 2-jaarlijkse Article IV consultations, waarbij ze de economie en het monetair beleid tegen het licht houden. De Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten geeft jaarlijks in haar jaarverslag en ook via haar website, uitgebreid verslag van de economische en financiële ontwikkelingen op Curaçao en Sint Maarten, en in de monetaire unie, bestaande uit deze twee eilanden.
IMF Delegatie (l) na gesprekken met toenmalig minister van Financiën George Jamaloodin (r) | Foto Dick Drayer |
In 2014 herhaalt de IMF, zij het in iets andere bewoording, vooral wat tijdens eerder consultaties ook was gezegd: ‘Curaçao’s growth and job creation remain lackluster, due to weak competiveness, adverse sectoral trends (e.g. in the international financial center), red tape and rigid labor laws’ en iets verder ‘urgent action is required to lower the cost of doing business and remove pervasive disincentives to both supply and demand of labor’ (17).
In relatie tot 10-10-10 is het IMF positief over de verbeterde begrotingsdiscipline maar negatief over de samenvoeging van de twee overheidsniveaus van Land en eiland dat meer onzekerheid heeft gegeven met betrekking tot de verantwoordelijkheid voor vergunningen voor bedrijven (18). Voor de periode 2013-2016 had het IMF in 2011 een economische groei voor Curaçao van 1,7-2,0% voorspeld maar wel onder de voorwaarde dat de hierboven genoemde knelpunten opgelost zouden zijn.
Zoals bekend heeft Curaçao de afgelopen paar jaar slechts een reële economische groei gekend van net boven of net onder nul procent.
Ook de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) valt grotendeels in herhaling daar waar het gaat over de oorzaken van het gebrek aan duurzame economische groei. Efficiënt functionerende markten en minder administratieve lasten kunnen het investeringsklimaat verbeteren en daardoor investeringen en nieuwe economische activiteiten uitlokken. 10-10-10 verandert daar volgens de president van de Centrale Bank niet veel aan omdat kleine, open economieën gevoelig zijn voor internationale ontwikkelingen, hetgeen impliceert dat ‘a new constitutional status alone is not a solution for all our institutional and economic challanges’ (19).
Ook zou het gehele belastingsysteem op Curaçao verbeterd moeten worden. Een nieuw belastingsysteem dient de economische groei te stimuleren. Directe belastingen dienen verlaagd te worden, het systeem dient versimpeld te worden, meer transparant, meer klantvriendelijk te zijn, makkelijker om te administreren en dient te leiden tot een verbeterde compliance. Inconsistenties in het overheidsbeleid en onzekerheid zorgen alleen maar voor een afnemend vertrouwen bij (potentiële) investeerders.
Deze hierboven door het IMF en Centrale Bank genoemde thema’s herhalen zich in de daarop volgende consultatieronde en jaarverslagen.
De Economist Intelligence Unit (EIU) voorspelt dat de groei van de Curaçaose economie in 2014-2015 zwak zal zijn. Als belangrijke verklarende oorzaken hiervoor worden genoemd: gebrek aan politieke stabiliteit, gebrek aan beleid om o.a. de problemen rond hervormingen doorvoeren in het onderwijs, gezondheidszorg en ambtenarensalarissen, de lastenverzwaring voor bedrijfsleven daling van de consumptie. Ook voorspelt de EIU dat het hebben van een sluitende begroting een belemmering vormt voor de overheid om de economie aan te zwengelen. Daar bovenop zullen belastingmaatregelen en minimumloonverhoging een belemmering vormen voor een economisch herstel.
Meningen van enkele lokale economen
Economendebat | Foto Dick Drayer |
Veel ondernemers zitten al jaren in de ‘business’. De lokale markt vormt vanwege de beperktheid geen uitdaging om iets nieuws te beginnen. Exporteren is vaak moeilijk, kost een flinke investering terwijl de kans op succes en een redelijke Return on Investment (ROI) vaak lager is dan men op de lokale markt reeds verdiend. Door slechte bedrijfsprocessen kunnen ondernemers weinig toegevoegde waarde creëren voor de lokale markt. De meeste bedrijven vormen daardoor ook geen onderdeel van internationale waardeketens waarbij een deel van de productie op Curaçao plaatsvindt. Daarbij komt dat de gemiddelde ondernemers vergrijst. De grijze ondernemer blijft ook als hij of zij ouder is dan 60 of 65 jaar zitten als ‘baas’.
Met de leeftijd lijkt ook de gedrevenheid om te innoveren en om nieuwe markten te betreden af te nemen. Jong ondernemend talent krijgt daardoor onvoldoende mogelijkheden om hun kwaliteiten te bewijzen en om vernieuwingen door te voeren. Daarbij komt dat er wellicht op Curaçao voldoende jong talent is, maar vaak de ondernemersgeest en –instelling ontbreekt. Daarbij speelt naar de mening van Leo Rigaud, mede op basis van zijn ervaring als bankier die projecten en bedrijven financiert, dat bij bepaalde etnische groepen het ondernemerschap wel veelvuldig voorkomt (o.a. Joden, Arabieren, Indiërs, Chinezen, Nederlanders en Haitianen) en bij anderen grotendeels afwezig is (o.m. de Afro-Curaçaose bevolking).
Gerrit Schotte op weg naar de bezetting van Forti | Foto: Dick Drayer |
De internationale oriëntatie van Curaçao is de afgelopen jaren verminderd. In het verleden waren op Curaçao multinationale bedrijven gevestigd, waarbij Curaçao een schakel vormde tussen Europa en Zuid-Amerika, Midden Amerika, diverse Caribische eilanden en Noord Amerika. Curaçao was onderdeel in het proces van productie van en handel in goederen en diensten.
De oudere ondernemers kennen de ‘zaken doen’-mentaliteit van Venezuela, Colombia, Panama, Nederland, Verenigde Staten etc., maar hebben het onvoldoende doorgegeven aan de nieuwe generatie. De goed opgeleide ‘young professionals’ komen nu van een hoge school of universiteit uit Nederland of de Verenigde Staten en hebben daardoor vooral affiniteit met de cultuur van die landen en niet met die van Latijns-Amerika. Dit bemoeilijkt zaken doen met onder andere landen zoals Colombia, Venezuela en andere eilanden in het Caribisch gebied.
In een recente lezing voor de Association of Dutch Caribbean Economists gaf de UNDP consultant Wilson, verantwoordelijk voor het proces van het Nationaal Ontwikkelingsplan van Curaçao 2015, aan dat exportoriëntatie in de scholen bijgebracht moet worden. Of je exporteert zelf goederen en diensten of je ondersteunt een bedrijf dat goederen en diensten exporteert, moet het motto zijn (20).
Geen groei verwacht in 2015
Afname van consumptieve bestedingen, achterblijven van investeringen, de ‘red tape’, de rigide arbeidswetgeving, een verminderde internationale gerichtheid en een gebrek aan ondernemerschap zorgen er voor dat nieuwe projecten en exportinitiatieven niet van de grond komen. Dit zorgt er mede voor dat de kwaliteit van de diensten en goederen die op Curaçao geproduceerd worden onvoldoende is om internationaal competitief te zijn (21).
Het mag daarom geen verbazing wekken dat er in 2015 en 2016 nauwelijks of geen economische groei zal zijn.
Voorspellingen van de economische groei op Curaçao
- Het IMF voorspelt toch een groei in 2015 en 2016 van 0,9% en 1,1% op basis van enigszins achterhaalde statistieken en analyses (22). - De Minister van Financiën raamt in de Memorie van Toelichting op de begroting van het Land Curaçao ,in navolging van het IMF, van 2016 de reële economische groei in 2015 op 0,9% en 2016 op 1,1%. Een jaar eerder werd nog uit gegaan van een reële groei van resp. 1,5% en 2,0%. (23).
- De Centrale Bank schat de reële groei voor 2015 op 0,4% en refereert daarbij naar het positieve effect dat het nieuw te bouwen ziekenhuis heeft op de economie (‘HNO-effect’) (24).
- In het laatste Quarterly Bulletin van de CBCS over het 2e kwartaal van 2015 constateert de Bank een 0,4% groei ten opzichte van het tweede kwartaal van 2014.
- Recente schatting van de Kamer van Koophandel en Nijverheid econoom Rinke Karman stelt dat voor 2015 geen economische groei zal kennen maar een krimp van 0,25% indien de economische ontwikkeling van de eerste twee kwartalen van 2015 zich voortzetten (25).
Afsluitend
De discussie op macro-economisch niveau, aangezwengeld door IMF, CBCS en lokale economen, vindt weinig gehoor op Curaçao. Wellicht is het te abstract voor de gemiddelde politicus, bestuurder, ondernemer of vakbondsman. Dit zou mogelijk de reden kunnen zijn waarom structurele problemen waar de economie van Curaçao al decennia mee te kampen heeft niet worden aangepakt.
Minder abstract is om gewoon de ondernemer en burger te vragen wat zij vinden van haar eiland en hoe het hen sinds 10-10-10 economisch vergaan is. Deze vraag wordt in het volgende artikel, beantwoord. Dat komt vanmiddag uit, na het seminar.
----
VOETNOTEN
- CBS, AKO 2013.
- De arbeidsparticipatie (personen met werk of werkzoekend) nam toe van 53,6% naar 59,9%.
- CBS, AKO 2013 en Nationale Rekeningen.
- CBS, bevolkingsstatistiek per 1 januari (van betreffend jaar).
- Schatting op basis van gemiddelde uitgaven voor de samenwerkingsprogramma’s bij de Stichting SONA, jaarlijks gemiddeld ca. NAf 70 miljoen. Dit ging naar de samenwerkingsprogramma’s Plan Veiligheid NA, Institutionele Versterking Bestuurkracht, Onderwijs en Jongeren en naar het Sociaal Economisch Initiatief. De Stichting AMFO ontving jaarlijks gemiddeld NAf 10 miljoen voor Curaçao van Nederland in het kader van het verstrekken van de non gouvernementele organisaties op het eiland.
- CBCS, statistical tables 8.9 en 8.11.
- CBCS, QB2015-II, table 13c.
- CBCS, yearly overview Curaçao 2005-2014.
- Aanwijziging aan bestuur van Curaçao tot aanpassing begroting 2012, Staatsblad 2012-338.
- CBS, volume index production sand and rubble-stone for local market
- CBS, National Accounts Curaçao 2011, table 7. Percentages zijn berekend over de periode 2005-2011.
- Naar schatting zullen de overheidsinvesteringen rond de 12-15% liggen van het totaal aan investeringen. Echter, in de periode 2014-2016 zal dit mogelijk kunnen oplopen tot 20-22% a.g.v. de investeringen in HNO.
- Niet in beschouwing genomen zijn de investeringen uitgevoerd door bedrijven die geheel of gedeeltelijke eigendom zijn van het Land Curaçao. Deze worden geclassificeerd als private investeringen terwijl de besluitvorming daartoe mede door de overheid (Raad van Ministers, verantwoordelijke ministers) bepaald worden. Deze bedrijven hebben een substantieel aandeel in het BBP van Curaçao.
- Door het niet openbaar zijn of niet beschikbaar zijn van jaarrekeningen van overheids N.V.’s is onduidelijk hoeveel er is ingeteerd op de eigen vermogens. Voor wat betreft Aqualectra lijkt het erop dat door hogere tarieven de verliezen die in 2011 en 2012 zijn geleden, deze weer deels zijn gecompenseerd.
- Volgens het Ministerie van Financiën is er in 2014 NAf. 120 miljoen uit het schommelfonds gehaald vanwege een beroep van het AOV/AWW en BVZ (uit: VBC Newsletter augustus 2015).
- CBCS, Stand van zaken per 30 juni 2015. Een deel van de toegenomen schuld betreft ge-earmarkte gelden voor HNO waarvan een substantieel deel nog niet was uitgegeven.
- IMF, Article IV consultations 2014.
- IMF, Article IV consultations 2014.
- CBCS, Annual report 2010; Report of the president.
- G.D.E. Wilson, UNDP, National Development Plan Curaçao 2015.
- Zie www.dceconomists.org. In de inleidingen wordt ook dieper ingegaan op de structurele onderliggende problemen van de stagnerende economie.
- CBCS ,economische ontwikkelingen in 2014 en vooruitzichten voor 2015 en IMF Article IV Consultations, 2014.
- Nota Financiën en Begroting 2016.
Download hier het complete document van Rob van den Bergh