Wat heeft 10-10-10 economisch opgeleverd voor Curaçao? Roland O.B. van den Bergh, Curaçao, november 2015 10-10-10 had een impuls moeten worden om de economie een duw de goede richting op te geven. Dat is niet gebeurd, waarom niet? Op 10 oktober 2010 werden de Nederlandse Antillen opgeheven en kreeg Curaçao haar autonome status binnen het Koninkrijk der Nederlanden. In een serie van 6-tal artikelen wordt ingegaan op hoe het met de economie de afgelopen vijf jaar is gegaan: wat ging goed, wat ging slecht, wat is perceptie onder bedrijven en bevolking over de periode na 10-10-10, wat voor specifieke economische effecten heeft 10-10-10 gebracht en of er een kuur bestaat om de economie waar te laten groeien in de komende vijf jaar. Deze serie bevat 6 artikelen: De economie van Curaçao - deel I: Wat ging er goed na 10-10-'10? De economie van Curaçao - deel II: Wat ging er fout na 10-10-'10? De economie van Curaçao - deel III: De beleving van de economie bij bedrijven en burgers De economie van Curaçao - deel IV: Wat heeft het bedrijfsleven zelf gedaan? De economie van Curaçao - deel V: Wat deed de overheid na 10-10-10? De economie van Curaçao - deel VI: Hoe nu verder met de economie? Download hier de complete serie van zes artikelen van Rob van den Bergh Caribisch Netwerk: ' Kwaliteit ministers en ambtelijke top schiet te kort' - met audiogesprek Rob van den Bergh |
10-10-10 is de datum waarop het Land Nederlandse Antillen werd opgeheven en waarbij Curaçao en Sint Maarten als autonome landen binnen het Koninkrijk der Nederland doorgingen en waarbij de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba de status van bijzondere gemeente van Nederland kregen.
Zeker op korte termijn zal de Curaçaose economie zich niet laten sturen door staatkundige wijzigingen. Dat houdt echter niet in dat er geen directe of indirecte economische gevolgen zijn die voortvloeien uit deze gewijzigde staatkundige verandering. Dit vijfde artikel gaat over de directe en indirecte gevolgen van de overheid vanaf 10-10-10 op de Curaçaose economie.
De nieuwe staatkundige structuur bracht voor Curaçao met zich mee de consensus Rijkswet financieel toezicht op de overheidsfinanciën, meer politieke en bestuurlijke autonomie voor Curaçao en één bestuurslaag door het in elkaar schuiven van Land- en eilandsdiensten. Deze ineenschuiving maakt het ook mogelijk om met een eenduidig economisch beleid te komen louter gericht op Curaçao zonder dat rekening gehouden moet worden met de economische belangen van de andere eilanden van de voormalige Nederlandse Antillen (1). Met één bestuurslaag zouden ook de kosten van het overheidsapparaat afnemen, de efficiency toenemen en de besluitvorming versnellen.
Zonder te pretenderen daarin volledig te zijn wordt hieronder ingegaan op economische aspecten die op een of andere manier gerelateerd zijn aan de staatkundige wijzigingen die per 10-10-10 zijn ingevoerd.
Lastenverzwaring voor bedrijfsleven en burger
Vergaderzaal CFT in Willemstad |
Hieronder passeren de maatregelen de revue die relatief de meeste impact hebben op het bedrijfsleven en de burger.
De sociale fondsen hebben de afgelopen jaren tekorten vertoond. Zowel de BVZ, AOV/AWW, ZV/OV hadden te kampen met tekorten. Er gaat meer geld uit dan er aan sociale premies binnenkomen. Het verschil wordt betaald uit het schommelfonds en door een bijdrage van de overheid. De tekorten zijn ontstaan als gevolg van vergrijzing, een min of meer autonome stijging van de medische consumptie, werkloosheid, een relatief lage arbeidsparticipatie en een lage economische groei.
Minder mensen dragen bij aan de premie-inkomsten, terwijl door vergrijzing een steeds groter deel van de bevolking een beroep doen op deze fondsen. Het omslagstelsel van de sociale verzekeringen zorgt ervoor dat vooral de werkende bevolking opdraait voor de sociale uitkeringen, ziektekosten en zorg voor de ouderen.
Om de hoge en stijgende kosten van de sociale zekerheid binnen de perken te houden en een niet te zwaar beslag legt op het overheidsbudget zijn maatregelen genomen, waarvan de belangrijkste sinds 10-10-10 de volgende zijn:
- Premie en leeftijdsgrens omhoog van de Algemene Ouderdomsvoorziening (AOV)
Ouderenzorg | Foto: Dick Drayer |
- Invoering van Basisverzekering Ziektekosten
Per 1 februari 2013 is de basisverzekering ziektekosten (BVZ) ingevoerd. De gedachte achter de transitie naar een basisverzekering ziektekosten is op zich een goede omdat nu in beginsel iedereen op het eiland verzekerd is. De BVZ komt in de plaats van de PP-regeling, FZOG, SGTZ en recentelijk voor de ambtenarenziektekostenregeling. De werkgeverspremie is gestegen van 8,3% naar 9,3% en voor de werknemer van 2,1% naar 4,3%. De premiegrens van NAf 57.174 in 2010 is in een keer opgetrokken tot NAf 100.000 en in 2015 verder verhoogd naar NAf 150.000. De percentages gelden nu over het gehele belastbare inkomen tot aan deze grens. Velen die vroeger particulier verzekerd waren zijn onder de BVZ komen te vallen. Voor hogere inkomens en voor werkgevers met relatief een hoog gekwalificeerd personeelsbestand is de BVZ sterk kostenverhogend. Ondertussen is circa 85% van de Curaçaose bevolking verzekerd in de BVZ. De politiek ziet de BVZ als een opstap naar een algehele ziektekostenverzekering waar iedere ingezetene onder zal vallen.
De premies van de overige sociale verzekeringen zoals Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), ZV en OV zijn vrijwel ongewijzigd gebleven. Alleen de premiegrenzen zijn geïndexeerd tot NAf 456.643 voor de AWBZ en tot NAf 62.852 voor ZV en OV in 2015. De premiepercentages zijn gelijk gebleven (resp. 2%; 1,9% en 0,5-5% afhankelijk van gevarenklasse).
De extra lastenverzwaring voor het bedrijfsleven is aanzienlijk doordat niet alleen meer AOV-premie en BVZ-premie betaald moet worden, maar ook omdat tegelijk de premiegrens fors is opgetrokken. Afhankelijk van het soort bedrijf (hoog of laag geschoold personeel) zullen de personele lasten met gemiddeld 3-5% zijn gestegen.
De lastenverhogende maatregelen benadelen de bedrijfsresultaten van bedrijven die in een sterk concurrerende markt werken en moeilijk de gestegen kosten in de prijs kunnen doorberekenen. Lagere bedrijfsresultaten en meer terughoudendheid bij aanname of vervanging van personeel is hiervan het gevolg.
De premieverhoging treft ook de werknemers: allereerst moet er meer premie betaald worden (netto houdt men minder over) en ten tweede moet men ook 5 jaar langer doorwerken en 5 jaar langer AOV-premie betalen. Zeker voor werknemers uit de midden en hogere inkomens zullen zij, vooral als gevolg van de invoering van de BVZ, er in netto inkomen fors op achteruit gaan.
In sommige gevallen zal de werkgever de koopkracht van de werknemer op peil moeten houden, zeker daar waar het gaat om werknemers met competenties die internationaal gevraagd worden.
- Hoger tarief omzetbelasting
De belasting op omzetten is verhoogd van 5% naar 6% per 1-1-2012. In mei 2013 heeft opnieuw een wijziging plaatsgevonden in het percentages. Er is vrijstelling gekomen voor een aantal basisgoederen (eerste levensbehoeften) maar daarentegen zijn alle luxe, vervuilende en ongezonde goederen belast tegen 9%. Overige goederen blijven tegen 6% belast.
In tegenstelling tot bijvoorbeeld bedrijven gevestigd in de Europese Unie, kunnen lokale bedrijven hun betaalde omzetbelasting niet terugvorderen van de belastingdienst of verrekenen. Op Curaçao moet bij elke schakel omzetbelasting betaald worden. Omdat het hier niet gaat om een toegevoegde waarde belasting neemt de belastingdruk als gevolg van het cumulatie-effect op goederen en diensten meer toe. Eén procent stijging van het OB-tarief levert vanwege de cumulatie tot een prijsstijging van, naar schatting, 1,5-1,75% (2).
- Meer aanslagen
CFT in haar rol als toezichthouder op de publieke financiën legt niet alleen nadruk op inperken van de uitgaven van de overheid maar ook op verhogen van de inkomsten. Mede daarom is de belastingdienst afgelopen jaar gestart met het op grote schaal opleggen van aanslagen en met het versneld en effectiever innen van belastinggelden en sociale premies die op straat liggen. Dit is terecht omdat de compliance onder bedrijven en vermogende individuen te wensen overliet. Gevolg voor een flink aantal bedrijven is dat de cashflow wordt aangetast en dit bedrijven het gevoel geeft dat de lastendruk toeneemt.
Op de wijze waarop de belastingdiensten werken is veel kritiek. Argumenten die genoemd worden hebben betrekking op: gebrek aan menskracht, kwaliteit van het belastingpersoneel, stukken die zoekraken op het belastingkantoor en SVB, oude niet op elkaar afgestemde computersystemen en procedures, matige communicatie, zeer slechte bereikbaarheid van de diensten, de wachttijden bij de loketten, het willekeurig opleggen van aanslagen, het niet beargumenteren van de reden van de aanslag door de Inspecteur en het niet of nauwelijks reageren op schriftelijke verzoeken en correspondentie (in ieder geval zelden inhoudelijk).
Belastingkantoor | Foto: Dick Drayer |
Omdat dan de beroepsprocedure ook weer op zich laat wachten, blijven belasting- en sociale premieclaims soms jaren in de lucht hangen hetgeen zorgt voor onzekerheid bij het bedrijf en bij de statutaire directeur die persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld. Bij beroepszaken komt het regelmatig voor dat de Inspecteur alsnog de aanslag intrekt of komt met een schikking. Zo wordt voorkomen dat de Raad van Beroep een voor de Inspecteur der belastingen negatieve uitspraak doet, die dan vanwege het gelijkheidsbeginsel voor alle belastingplichtigen geldend wordt. Dit is nadelig voor de overheidsinkomsten en werkt willekeur in de hand. De belastingplichtige wordt hierdoor tevens geschaad in zijn rechtszekerheid omdat de Inspecteur zich niet houdt aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (3).
Dit alles leidt tot veel irritatie maar ook tot uitstel en ontmoediging van investeringen, nieuwe projecten en initiatieven bij bedrijven en particulieren. Het moge duidelijk zijn dat de wijze van werken van de Inspectie schadelijk is voor de Curaçaose economie. Van een verlichting van de administratieve lasten en het optimaliseren van de belastingdienst, waar de Minister van Financiën over schrijft in de Memorie van Toelichting van zijn begroting 2016, is vooralsnog geen sprake (4). Van een vereenvoudiging van ons belastingstelsel kunnen we vooralsnog slechts dromen.
Op de werkwijze van de belastingdiensten houdt de CFT geen toezicht.
- Gebruikelijke loonregeling
Per 1-1-2015 gaat de wetgever er vanuit dat een directeur van een NV of BV minimaal NAf 50.000 per jaar verdient. In de Curaçaose praktijk blijkt dat veel ondernemers uit het kleinbedrijf dit bedrag niet verdienen (5). Ook geldt dat ondernemers zichzelf geen loon uitbetalen omdat ze de verdiensten van het bedrijf herinvesteren. Toch zullen directeuren met ingang van 2015 over tenminste NAf 50.000 inkomstenbelasting en sociale premies moeten betalen ook al staat er een lager bedrag op de salarisslip.
- Hogere tarieven
In een aantal gevallen zijn de tarieven van overheidsdiensten gestegen, zoals de aanvraag voor verblijfsvergunningen buitenlanders en aanvragen van visa’s. De invoering van de Onroerende Zaakbelasting (OZB) leidt tevens tot een substantiële stijging in de kosten voor burger en bedrijf in bezit van onroerend goed ten opzichte van de grondbelasting die vroeger betaald moest worden.
Belastingwijzigingen: lastenverlichting?
Om enigszins tegemoet te komen aan de lastenverzwaring voor bedrijfsleven en burger zijn een aantal belastingwijzigingen doorgevoerd zoals de verlaging van de winstbelasting van 34,5% in 2013 naar 27,5%, 25% in 2015 en 22% in 2016.
Vanwege de lage winstgevendheid van het Curaçaose bedrijfsleven, m.u.v. de financiële sector die meer dan de helft aan winstbelasting betaalt, zal het positieve effect van deze maatregel waarschijnlijk beperkt zijn.
Ook voor individuen is het belastingtarief iets verlaagd. Het schijventarief van voor 2015 liep van 12% tot 49%. In 2015 loopt het schijventarief van 10,75% tot 48,25% en in 2016 zal dit verder verlaagd worden tot 9,75% en 46,5%. Daar staat tegenover dat een aantal aftrekposten, waaronder kosten van onderhoud van het huis en brandverzekering geschrapt zijn. Het uiteindelijke resultaat van de belastingmaatregelen voor de individuele burger kan daardoor zowel positief als negatief uitvallen (6).
De indicatie is daarom ook dat de particuliere consumptie en investeringen door deze maatregelen niet zijn toegenomen en ook niet gaan toenemen. Indien de situatie van voor 10-10-10 vergeleken wordt met die van nu is er voor meeste bedrijven en burgers geen sprake van lastenverlichting maar juist van een vaak aanzienlijke lastenverzwaring (7). Deze perceptie wordt verstrekt door het grotere aantal aanslagen en boetes die opgelegd wordt door de Inspectie en Landsontvanger en de beperking van het aantal aftrekposten.
Verhoging van regeldruk
Het uiteenvallen van de Nederlandse Antillen zorgde bij sommige bedrijfstakken voor toename van de administratieve lastendruk. Financiële instellingen werkzaam in het Caribische deel van het Koninkrijk kregen in Caribisch Nederland te maken met de AFM en DNB, naast de centrale banken van Aruba en van Curaçao en Sint Maarten.
De invoering van verplichte kasregisters zorgde ervoor dat bedrijven additionele investeringen dienden te plegen, interne aanpassingen moesten plegen en financiële procedures dienden aan te passen.
Goederenimporten naar Bonaire liepen vroeger veelal via Curaçao. De goederen werden op Curaçao ingeklaard en mochten vervolgens doorgevoerd worden als zijnde binnenlands transport waar geen invoerrechten, economische heffing of accijns meer over verschuldigd was. Nu heeft Bonaire haar eigen douane en dient de inklaring volgens de regels van Caribisch Nederland te geschieden. Dit maakt de logistieke planning en het handel doen met Bonaire gecompliceerder en daardoor duurder.
Instabiliteit politiek en bestuur
(Interim) premier Ben Whiteman blijft toch zitten tot volgende verkiezing Foto: Dick Drayer |
Sommige bestuurskundigen leggen de oorzaak hiervan bij het wegvallen van het Land Nederlandse Antillen als een soort bemiddelende instantie, waar nooit één eiland de dienst uit kon maken. Anderen wijzen ook op de invoering van het duale systeem waarbij de controlerende taak van het parlement werd gescheiden van de uitvoerende taak van de bestuurders (9). Mede daardoor is het vertrouwen in de politiek onder de bevolking en bij de bedrijven op het eiland verminderd. Worden er nu verkiezingen gehouden dan weet 74% van de kiesgerechtigden niet op welke partij ze gaan stemmen dan wel of ze überhaupt gaan stemmen (10). Gevolg hiervan kan zijn dat het politieke krachtenveld bij komende verkiezingen en elke daarop volgende verkiezing sterk kan wijzigen. Dat kan grote gevolgen hebben voor de continuïteit van het beleid (of het gebrek hieraan).
Geen snellere besluitvorming, geen transparante besluitvorming
Eén van de knelpunten van voor 10-10-10 betrof de besluitvorming en de verantwoordelijkheid op het economisch beleidsterrein dat verdeeld was tussen het Land Nederlandse Antillen en Curaçao. Daarbij was de Minister belast met economische zaken doorgaans afkomstig van een ander Antilliaans eiland, waardoor mogelijk de Curaçaose economische belangen niet voldoende aandacht kregen. Het feit dat er nu één Ministerie, één Minister van Economische Ontwikkeling en één Parlement gaan over de economische aangelegenheden van Curaçao was de verwachting dat de besluitvorming versneld zou zijn en meer gestroomlijnd zou verlopen. Van een belangentegenstelling tussen Land en Eilandgebied zou geen sprake meer zijn.
De praktijk na 10-10-10 is toch anders. Peter Verton spreekt in het kader van ‘governance’ en besluitvorming binnen de overheid over het Forti-model (11). Het parlement veronachtzaamt haar controlerende taak op de regering als uitvoerende macht. Het patronagesysteem zorgt voor loyaliteit en partijdiscipline. Vervolgens vindt besluitvorming plaats via overleggen tussen vooraanstaande partijleden, partijbesturen van coalitiepartners en niet langs democratische lijnen waarbij de Staten beslissen over het regeringsbeleid.
Kwaliteit ambtenarenapparaat
Per 10-10-10 moesten alle ministeries en diensten van het Land Nederlandse Antillen en Eilandgebied Curaçao, samen ruim 60 diensten, in 9 ministeries samen geschoven worden. Er kwam één bestuurslaag, de Nieuwe Bestuurlijke Organisatie grotendeels naar voorbeeld van de structuur van Nederlandse ministeries. Taken en verantwoordelijkheden waren niet meer opgedeeld tussen Land en Eilandgebied maar waren eenduidig ondergebracht bij een Minister en zijn Ministerie. Dit zou doublures moeten voorkomen, leiden tot snellere, betere besluitvorming, efficiëntere en goedkopere uitvoering van het beleid. Daar lijkt weinig van terecht gekomen te zijn.
Zowel uit het ambtenarenapparaat zelf, bedrijfsleven en burger wordt regelmatig geklaagd dat de kwaliteit van het ambtenarenapparaat en in het bijzonder de ambtelijke top (voor zover benoemd, het gaat dan vooral om de secretaris-generaal en directeur-generaal) nog nooit zo slecht is geweest. Dit echoot door in de kwaliteit en uitvoering van het beleid.
Wat een probleem is gebleven sinds 10-10-10 is het onvoorspelbaar gedrag van en gelijke behandeling door de ministeries, consistentie en eenduidigheid in de uitvoering van het beleid, wet- en regelgeving. Daarbij geldt dat kritische geluiden over het functioneren van het ambtelijk apparaat vaak niet op prijs worden gesteld, ook niet bij bestuurders en politici en dat bij ondernemers die dat aankaarten de angst leeft dat ze vroeger of later teruggepakt zullen gaan worden.
Kostenverhoging en kostenverlaging bij de overheid
Samenvoegen van diensten zou moeten leiden tot meer efficiency en dus minder ambtenaren. Dat lijkt nauwelijks te zijn gerealiseerd (12). Vanaf 2012 is er sprake van een zekere mate van consolidatie. Het aantal ambtenaren van het Land Curaçao is afgenomen met 155 2012-2014 (-3,4%). De salariskosten zijn daarentegen toegenomen met 2,4% over dezelfde periode (2012-2014) (13).
Waar geen rekening mee gehouden is, was dat de exploitatiekosten van diverse (semi) overheidsorganisaties toenamen als we het uitdrukken in kosten per bedrijf of inwoner. Het gaat hierbij dan bijvoorbeeld over Civil Aviation Authority, Bureau Telecommunicatie en Post, Centraal Bureau voor de Statistiek, Bureau Buitenlands betrekkingen, Sociaal-Economische Raad, Raad van Advies, Algemene Rekenkamer Curaçao, Sociale Verzekeringsbank, Algemeen Pensioenfonds Curaçao, etc.
Vroeger werden deze activiteiten voor alle Antilliaanse eilanden uitgevoerd, nu nog alleen voor Curaçao. De exploitatiekosten zouden in theorie met circa 25% moeten dalen ten opzichte van 2010. Voor de Centrale Bank geldt dat haar werkgebied is ingekrompen vanwege het uittreden van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Het vermoeden dat voor 10-10-10 bestond dat het Land Curaçao met een kleinere, efficiëntere en daardoor een minder kostbaar ambtenarenapparaat en semi-overheidsdiensten toe zou kunnen lijkt voor een groot deel incorrect te zijn.
Publieke investeringen gericht op duurzame economische groei
Publieke investeringen zijn altijd laag geweest en bedroegen voor 10-10-10 niet meer dan maximaal enkele tientallen miljoen. Tot voor 10-10-10 had dat mede te maken met het feit dat diverse investeringsprojecten via ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s werden gefinancierd. De kapitaaldienst van het Land Curaçao laat zien dat de kapitaaluitgaven fors zijn toegenomen. In 2013 is via de kapitaaldienst van de overheid NAf. 188 miljoen geïnvesteerd. Voor de jaren 2014-2016 is de raming dat de publieke investeringen fors zullen toenemen tot jaarlijks ca. NAf. 340-390 miljoen als gevolg van de bouw van het nieuwe ziekenhuis en investeringen in de wegeninfrastructuur.
Vanuit economisch perspectief dienen de overheidsinvesteringen gewogen en beoordeeld te worden op hun duurzaam effect op de economie. De bouw van een ziekenhuis geeft een eenmalige economische impuls, een impuls die beperkt is omdat veel goederen, materialen en inrichting uit het buitenland komt. Daarnaast zal een nieuw ziekenhuis sec niet leiden tot een duurzame verbetering van de economische structuur en groei. Investeringen in de wegeninfrastructuur zijn economisch slechts efficiënt indien dat leidt tot minder congestie op primaire verkeersaders en een afname van het aantal verkeersongelukken. Investeringen in schoolgebouwen is vanuit economisch standpunt alleen maar duurzaam als dit leidt tot beter geschoolde en gemotiveerde (potentiële) arbeidskrachten voor Curaçao.
Economische visie en beleid
Ministerie van Economische Zaken |
Op basis van het SEI van Curaçao (14) was er de afspraak om een lange termijn economische studie te laten uitvoeren. Dit was aangekondigd voor 2008-2009 om zodoende bij de overgang naar het Land Curaçao een economische strategie te hebben zodat er geen vacuüm zou vallen.
Drie jaar na de oorspronkelijke planning, in 2011, werd de opdracht voor deze lange termijn studie gegund aan het Frans beleidsadviesbureau TAC dat in mei 2013 met haar eindrapport kwam. In het derde kwartaal van 2013 is het TAC-rapport door de regering overgenomen als zijnde de basis voor haar eigen economisch beleid.
Begin 2014 werd een uitvoeringsorganisatie ingericht, waarbij MEO, met de ondersteuning van KPMG, de uitvoering van het TAC-rapport ter hand moest nemen. Dit proces zou 3 jaar duren. Reeds in het eerste jaar bleek dat de uitvoering geen prioriteit had bij de verantwoordelijke Minister van Economische Ontwikkeling, de ondersteuning van MEO te wensen overliet en de bereidheid van andere ministeries om mee te werken ontbrak. De klankbordgroep, stuurgroep en projectgroep, in de laatste waren alle ministeries vertegenwoordigd, hebben nooit naar behoren gefunctioneerd.
Na een jaar zijn de activiteiten inzake de uitvoering van de actiepunten zoals opgenomen in het TAC-rapport door de Minster van Economische Ontwikkeling en zijn departement gestopt. Er is ook niets anders voor in de plaats gekomen. Daarmee is een economisch beleidsvacuüm ontstaan na 2010, precies wat SEI had getracht te voorkomen. Dit vacuüm kan niet voor de volle 100% de Minister en zijn ambtenaren aangerekend worden (15).
Veel van de economische beleidsaanbevelingen en actiepunten zijn de competentie van andere bewindslieden, bijvoorbeeld daar waar het gaat om belastinghervormingen en belastingincentives (Minister van Financiën), red tape (bij diverse bewindslieden), economische infrastructuur (Minister van Verkeer, Vervoer, Ruimtelijk Ontwikkeling en Planning), liberalisering van arbeidswetgeving (Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid), toelating buitenlandse werknemers (Minister van Justitie), etc. Echter, het is de Minister van Economische Ontwikkeling als eerst verantwoordelijke die in de Raad van Minister en via bilateraal overleg met zijn mede-bewindslieden ervoor dient te zorgen dat de economie en vooral de groei ervan dominant op de politieke en bestuurlijke agenda staat.
Bij de start van het Land Curaçao was er geen economisch beleid geformuleerd. Wel waren er in het toenmalige regeringsprogramma, Programa di Gobernashon 2010-2014, van de regering Schotte) een vijftal prioriteitsgebieden aangewezen: verlaging van de kosten van levensonderhoud, stimuleren bedrijfsleven, toeristische ontwikkeling, Curaçao als transport hub en internationale positionering van Curaçao.·. Bij elk van deze prioriteitgebieden stonden concrete actiepunten en projecten vermeld. Veel hiervan is niet of maar voor een beperkt deel opgepakt door de toenmalige Minister en zijn ministerie, wellicht mede door de regeringscrisis in 2012 waarna een interim regering aantrad.
In de inleiding van het regeerprogramma van Curaçao 2013-2016, Speransa i konfiansa staat dat het alle ingrediënten bezit voor een sociale en economische ‘boost’. Voor wat betreft de economie is het gebaseerd op een constructieve relatie met het Koninkrijk, de regio en de wereld; vertrouwen in de relatie met de private sector; aantrekken van investeerders en investeringsprojecten alsmede het bevorderen van de werkgelegenheid (16).
Een aantal van de 16 specifieke activiteiten zijn ter hand genomen. Slechts enkele actiepunten zijn gerealiseerd. Wel is er op een paar fronten vooruitgang geboekt zoals bij de voorbereidingen om te komen tot een mededingingsautoriteit (Fair Trade Authority Curaçao), de oprichting van de Curaçao Investment & Export Promotion Agency (CINEX) de organisatie die investeringspromotie, acquisitie en exportstimulering moet doen en de oprichting van de Curaçao Economic Development Board.
Ook is het opvallend dat in het Statendebat over de economie door de Statenleden van 18 september 2015 de respectievelijke politieke partijen nauwelijks aandacht is besteed aan het (niet) uitvoeren van het TAC-rapport over de lange termijn economische strategie en aan de uitvoering van de economische beleidsvoornemens zoals verwoord in het regeerprogramma (17).
In 2010 heeft het Ministerie van Economische Ontwikkeling (MEO) als visie geformuleerd, het mede richting willen geven aan duurzame economische ontwikkeling ter realisering van een hoger welvaartspeil voor Curaçao en een sterke positie, zowel concurrerend als competitief, en hoogwaardige productie stimuleren (18).
Het Ministerie wil hier inhoud en vorm aan geven door goede dienstverlening, het versterken van de economische structuur en het inspelen op maatschappelijke en internationale ontwikkelingen.
Vooralsnog is het onduidelijk hoe de implementatie van het businessplan is verlopen en wat de prestaties zijn van het Ministerie en welke resultaten zijn geboekt. Indicaties wijzen erop dat er vooralsnog weinig van terecht is gekomen.
Wel kan geconstateerd worden dat de visie van MEO verder weg lijkt dan ooit: het welvaartspeil is gedaald, het concurrerend vermogen afgenomen en is de economische ‘boost’ vooralsnog achterwege gebleven.
Afsluitend
De perceptie bij bedrijven en burgers heerst dat er sprake is van een forse lastenverzwaring. De politieke en bestuurlijke stabiliteit is afgenomen gezien het grote aantal regeringswisselingen in 5 jaar tijd. Het overheidsapparaat lijkt eerder slechter dan beter te zijn gaan functioneren gehoord de vele klachten van bedrijven en burgers. De economische beleidsmaatregelen zoals opgesomd in de Regeringsprogramma’s zijn voor het grootste deel (nog) niet uitgevoerd. Van een duurzaam economisch beleid is de afgelopen 5 jaar volstrekt geen sprake geweest. Het economisch plan wat er ligt (of lag) is niet uitgevoerd. Wel investeert de overheid aanzienlijk meer in projecten dan voorheen; maar het is zeer de vraag of dit leidt tot duurzame economische groei.
Per saldo lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de invloed van de overheid op de economie sinds 10-10-10 vooral negatief is geweest.
In het laatste artikel gaat de auteur verder in op waar Curaçao staat en hoe het verder moet na het vijf jaar lang missen van economische kansen.
----------------
VOETNOTEN
- Voor 10-10-10 was de Raad van Minister samengesteld uit Ministers en Staatssecretarissen afkomstig uit van de verschillende eilanden van de Nederlandse Antillen. Ook binnen de Staten van de Nederlandse Antillen had de regeringscoalitie de steun, naast de steun van Curaçaose partijen, ook de steun nodig van Statenleden afkomstig van de politieke partijen op de andere eilanden.
- Er bestaan reeds vele jaren plannen om de omzetbelasting te vervangen door een toegevoegde waarde belasting. Economisch heeft de OB tot gevolg gehad dat een deel van de groothandel en een aantal importeurs van het eiland is verdwenen dan wel dat er allerhande gekunstelde constructies zijn bedacht om dubbele (of soms drie- of vierdubbele) heffing van omzetbelasting op een goed of dienst te ontwijken. Economische gezien is hier sprake van verspilling en inefficiënte allocatie van middelen.
- Gebaseerd op diverse meningen en ervaringen van diverse belastingadviseurs en managers van administratiekantoren. Er heest veel irritatie bij bedrijven, administratiekantoren en fiscalisten over de manier waarop de Inspectie der Belastingen, SVB en Stichting Belasting Accountants Bureau werken. Over de Ontvanger is men iets minder negatief.
- Begroting Land Curaçao 2016, Memorie van Toelichting, p.4 en 11.
- Een specifiek aantal is onbekend. Adeck vermoedt dat het aantal op minimaal honderden ligt tot mogelijk zelfs een paar duizend.
- Vanuit de hoek van belastingadviseurs wordt nog gewaarschuwd op de kans dat de onroerende zaakbelasting (OZB), die in de plaats is gekomen voor de Grondbelasting, in de praktijk, nadat het onroerend goed opnieuw getaxeerd is, kan leiden tot een forse toename van belasting op het onroerend goed.
- En marge: de auteur van dit artikel is voorstander van een belastingsysteem invoeren naar voorbeeld van Caribisch Nederland, zij het dat hier en daar enige modificaties wenselijk zijn om het passend te maken voor Curaçao. Bij de invoering van het volledig nieuwe belastingsysteem heeft de belastingdienst Caribisch Nederland in versneld tempo alle uitstaande vorderingen en bezwaarschriften die overgenomen waren van Land en eilandgebied geschikt.
- Tijdens het schrijven van dit artikel raakte de regeringscoalitie de meerderheid in de Staten kwijt. Door het vormen van een nieuwe regering doordat de PAR zich aansloot bij de coalitie, kon het 5e kabinet gevormd worden en behoeven er geen vervroegde verkiezingen te worden uitgeschreven.
- Voor 10-10-10 waren Gedeputeerden van het Eilandgebied Curaçao in de helft van de gevallen eveneens lid van de Eilandsraad. In het geval parlementsleden van de ene naar de andere partij overstappen kan dit leiden tot een andere kabinetsformatie of de val van een zittende regering. Indien een parlementslid tevens bestuurders is, zal hij of zij niet snel overstappen naar een andere partij, zo is de redenering.
- Curconsult, juni 2015; gebaseerd op een steekproef onder 550 kiesgerechtigden.
- Antilliaans dagblad , de droom van verbroedering, 26 en 27 oktober 2015
- Per december 2010 waren er volgens de voortgangsrapportage van het Ministerie van Financiën 4598 ambtenaren in dienst. Nb. Op basis van de voorradige en aangeleverde data kon geen goede, eenduidige analyse maakt worden.
- Financiële management rapportage Ministerie van Financiën 2015. Bedragen exclusief duurtetoeslag.
- Sociaal Economisch Initiatief Curaçao (2008), p.32
- Wel is de Minister van Economische Ontwikkeling eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de LTES. De minister EO zorgt voor de politieke inbedding van de uitvoering van de LTES (bron MEO).
- Regeerprogramma 2013-2016, p 7-8 en 52-56.
- www.parlamento.cw
- Businessplan MEO (2010). Missie-statement is overgenomen in het regeerprogramma 2013-2016