Besef van een gezamenlijk verleden kan Koninkrijksrelaties redden

bron: OCaN

“Het gaat er niet om wie schuld heeft aan, of slachtoffer is van het slavernij- en koloniale verleden. Van belang is, dat wij allen – Europese-Nederlanders, Antillianen en Arubanen - meer bewust worden van een generatieslang overgedragen psychische wonde en onderkennen dat het gevolg daarvan is, dat slachtoffer- en daderschap door elkaar heen is gaan lopen”.

Het Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN) is van mening, dat we met dit besef beter in staat zijn gezamenlijk te werken aan een change of mindset, wat noodzakelijk is voor een verbetering van de onderlinge verhoudingen binnen het Koninkrijk.

Een change of mindset, die tevens de weg vrijmaakt voor de opzet van een lange termijn armoedebestrijdingstrategie voor Antillianen en Arubanen in het Koninkrijk, waarmee de echte problemen bij de wortel worden aangepakt. De nadruk ligt hierbij op opvoeding, (reproductieve) gezondheid en de rol van de vaders. Onder deze strategie valt tevens de genezing van het zogeheten collectieve trauma, dat voortdurend sluimert binnen de relaties. Zo was de strekking van een presentatie van OCaN op het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties (POK), op 17 juni jongstleden in de Tweede Kamer.

Op uitnodiging van de parlementariërs van de Nederlandse Antillen, Aruba en Nederland gaf OCaN een toelichting op haar adviesrapport Change the mindset. ‘Bijzondere’ armoede en sociale uitsluiting onder Antillianen en Arubanen. In het rapport, dat vorig jaar was reeds was gepresenteerd aan het POK, heeft het syndroom van het collectieve trauma – met specifieke situaties per (ei)land - een nadrukkelijke plaats.

Glenn Helberg, voorzitter van OCaN, legt de POK-leden voor “dat slechts weinig tastbare overblijfselen van de slavernij bestaan, doch het monument van de slavernij het indrukwekkende monument in onszelf is, hetgeen we dagelijks uitdragen”. Betreffende de gevolgen van de ‘psychische wonde’ voor Antillianen en Arubanen trekt hij hierbij een lijn van het slavernijverleden tot aan de dagelijkse realiteit: uiteengerukte families en afwezige vaders, opvoeding die gekenmerkt wordt door het inboezemen van angst en minderwaardigheid, discriminatie van het zwartste kind binnen het gezin. Aan de Europees-Nederlandse kant zien wij thans soms andere opmerkelijke, uit de historie herkenbare verschijnselen en emoties, zoals een ontkenning van de gezamenlijke geschiedenis, de ander als overgevoelig betitelen, het elkaar willen overtreffen met krachtdadige uitspraken richting ‘overzee’, of de angst voor een schuldcomplex.

Als eerste stap nu is het van belang de doorwerking van een gezamenlijk verleden te (h)erkennen. Dat kan door een andere manier van denken en respecteren, een ‘gemeenschappelijke taal’ hiervoor te vinden. De ruimte die deze (h)erkenning met zich meebrengt is een voorwaarde voor een verbetering van het onderlinge vertrouwen en samenwerking, en noodzakelijk voor het bouwen aan de toekomst voor onze kinderen in ons Koninkrijk.