Illusie van harmonieuze samenleving verstoord

bron: NRC


Verzet tegen Nederlands toezicht op Curaçao voedt nationalistische gevoelens en leidt tot geweld

Geweld tegen een blanke Curaçaoënaar leidde deze week tot bezorgdheid op het eiland. De Dag van de Vlag kreeg extra betekenis. „Dat is kennelijk de vraag: wie is Curaçaoënaar?”

Door onze correspondent Miriam Sluis

Willemstad, 3 juli. Binnen een half uur steekt ze drie sigaretten op. „Ik snap het niet”, zegt Annemarie Overhoff. De studente vrijetijdsmanagement, als stagiaire op Curaçao, zit op een terras in Punda, de winkelwijk van Willemstad. Vorige week donderdagavond was ze in café de Nachtwacht toen gewelddadige betogers Nederlandse stagiaires met stenen bekogelden.

Ze zag een man bloedend op straat liggen en dacht dat hij dood was. Uiteindelijk werd Carlos Moreno, een witte Curaçaoënaar, met een schedelfractuur in het ziekenhuis opgenomen. „Ik kom daar iedere week”, zegt Overhoff, „maar dit had ik op Curaçao nooit verwacht. Ik snap niet waarom een zwarte persoon mij zo kan haten, terwijl hij me niet eens kent.”

In de volkswijk Otrobanda wapperde gisteren de Curaçaose vlag op het Brionplein. Topambtenaar Frank Calmero en zijn vrouw zitten op de tribune voor de viering van Dia di Bandera, ofwel Dag van de Vlag. Padvindersgroepen stellen zich op rond de vlaggenmast. Nadat de vlag is gehesen, klinkt het Curaçaose volkslied. Op de tribune komt het zachtjes over de lippen, lang niet iedereen zingt mee. De stemming is mat en bedeesd.

Het geweld van vorige week heeft veel losgemaakt op Curaçao. Burgers en politici reageerden geschokt op wat werd uitgelegd als een racistisch incident. Op het eiland waar veel etnische groepen samenleven, zit niemand te wachten op een openlijke uitbarsting van latente raciale spanningen.

De betogers keerden zich tegen een politiek besluit van eerder die dag. Met de ‘Maatregel van Rijksbestuur financieel toezicht’, aangenomen door de eilandsraad, wordt bevestigd dat Nederland meer invloed krijgt op de overheidsfinanciën, als Curaçao een autonome status krijgt. Dit versterkte toezicht vanuit Nederland wordt door de Curaçaose oppositie beschouwd als neokolonialisme.

In dat licht bezien kreeg de nationale feestdag extra lading. Met de opheffing van het Antilliaanse staatsverband in het verschiet, werd de viering van Vlaggendag de afgelopen jaren steeds populairder. Maar het is de vraag of er op Curaçao dit jaar iets te vieren valt.

„Die groep demonstranten is klein”, zegt ambtenaar Calmero. „De leiders van de oppositie injecteren die mensen met vergif en ze steken elkaar aan.” De betogers, een paar honderd mensen die sinds eind 2006 bij iedere vergadering over het staatkundige proces demonstreren, gebruiken de Curaçaose vlag als symbool. De vlag, die bestaat sinds 2 juli 1984, staat in hun beleving voor de „echte” Curaçaoënaar, die „zijn autonomie niet voor een zak met geld aan Nederland verkoopt”.

Maar de coalitie claimt de blauwe, gele en witte vlag net zo goed voor de invulling van de staatkundige hervormingen. „Van wie is de vlag?”, vraagt politicoloog Miguel Goede retorisch op een terras achter de tribunes. „Het is een jonge vlag, pas 24 jaar oud. Als natie zijn we er nog lang niet. Iedereen wil af van het oude, van de Antilliaanse vlag, maar niemand weet nog wat we willen met het nieuwe. Bij de politici overheerst onmacht, omdat ze geen compromis kunnen sluiten. Dat weerspiegelt zich ook in de bevolking.”

De Antilliaanse premier Emily de Jongh-Elhage veroordeelde het „racistisch geweld door een handvol personen gepleegd” deze week scherp. Maar volgens Goede kan de bekogeling van de Nederlandse stagiaires niet als een door oppositieleiders geïnstigeerd incident worden afgedaan. „Raciale spanningen hebben vanuit onze koloniale geschiedenis altijd een rol gespeeld. Met de rassenrevolte van mei 1969 dachten we ermee klaar te zijn, sindsdien gaan we prat op de multiculturele harmonie in onze samenleving. Daarom spreekt het idee van een vergiftigende oppositieleider mensen aan, omdat ze zo de illusie van een harmonieuze samenleving in stand kunnen houden.”

Op het Brionplein, in de volksmond Awasá, is het culturele gedeelte van de viering begonnen. Lokale bekendheid Julius Andrew zingt zijn speciaal voor deze dag gecomponeerde lied Orguyoso di ta yu’i Kòrsou, ofwel ‘Trots om Curaçaoënaar te zijn’. Daarna volgen verschillende dansgroepen, met voornamelijk witte Curaçaose danseressen. „Een witte groep”, zegt een jongen met een grote bril en twee goudomlijste tanden. „Alweer”, zegt zijn vriend naast hem.

Ook andere bezoekers, die nu wel uit volle borst meezingen, maken opmerkingen over het ‘witte’ gehalte van de show. Aan het einde zingt Julius Andrew opnieuw zijn hit. „Dat is kennelijk de vraag die we vandaag moeten beantwoorden”, zegt Goede, „wie is Curaçaoënaar?”

Helmin Wiels heeft daar vastomlijnde ideeën over. Als partijleider van Pueblo Soberano, ofwel Soeverein Volk, de meest uitgesproken fractie tegen de toenemende Nederlandse invloed, wordt Wiels verantwoordelijk gehouden voor de uit de hand gelopen demonstratie van vorige week. In de vipsectie aan de rand van het plein, waar de Curaçaose bestuurders zitten, blijft zijn stoel leeg. Volgens Wiels’ partijgenoot Frank Martinus Arion, tevens auteur, is Curaçao in de rouw sinds het instemde met financieel toezicht.

Ook Norbert George, eilandsraadlid van de Democratische Partij (DP), is afwezig in de vipsectie. „Ik ga daar niet hypocriet staan alsof er niets aan de hand is”, meldt George telefonisch. Volgens de DP-leider, een eenmansfractie in de oppositie die zich onafhankelijk opstelt, ligt de oorzaak van de uit de hand gelopen demonstratie óók bij de coalitie. „Er is een groep burgers in de lagere sociaal- economische klasse die terecht ontevreden is. Zij hebben de afgelopen jaren de hardste klappen gekregen. Doordat de coalitie hen nu ook uitsluit van het staatkundige proces, is het gevoel van onrecht bij hen alleen maar groeiende.”

Ook politicoloog Goede wijst op sociaal-economische problemen. „De economie groeit voornamelijk door buitenlandse investeerders. Er is veel inflatie. De scheiding tussen arm en rijk neemt toe, mensen voelen zich vreemdeling op hun eigen eiland.”