Had Curaçao maar een president

Arjen van Rijn
Staatsrechtdeskundige Arjen van Rijn volgt vanaf de jaren negentig de politieke perikelen op Curaçao en vraagt zich inmiddels af: wordt het niet tijd voor een direct gekozen president? 

door Trouw/HANS MARIJNISSEN 

Juist op het moment dat het op het Haagse Binnenhof zo oorverdovend stil is, volgen de ontwikkelingen in een ander deel van het koninkrijk zich razendsnel op. Minister Ronald Plasterk zette vorige week het complete parlement en de regering van het autonome Curaçao aan de kant om vrije verkiezingen mogelijk te maken. Nog amper bekomen van de schok kreeg het eiland een volgende dreun. Woensdag viel justitie binnen bij Gerrit Schotte, oud-premier, Statenlid én lijsttrekker van de op een na grootste politieke partij MFK. Hij wordt opnieuw verdacht van omkoping, deze keer van andere parlementariërs. En dit allemaal drie weken voor de gang naar de stembus. Het zijn historische tijden, zegt Arjen van Rijn, hoogleraar staatsrecht aan de Universiteit van Curaçao. Het eiland is weliswaar klein, met een bevolking van nog geen 150.000 zielen, maar er gebeuren in politiek en staatsrechtelijk opzicht héle grote dingen. Zeker in vergelijking met de serene rust op het Binnenhof.

Ronald Plasterk op werkbezoek | Foto's: Dick Drayer
Als kenner van het recht kan hij er ook van genieten. Moet je je voorstellen, zegt Van Rijn, in de jaren vijftig van de vorige eeuw hebben juristen allerlei wettelijke spelregels bedacht en deze zijn in 1954 vastgelegd in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden. Daarin is grote mate van autonomie beschreven voor de Nederlandse Antillen, die later weer heeft geleid tot de zelfstandigheid van het eiland Curaçao. "Iemand heeft dus bijna zeventig jaar geleden bedacht dat in dat proces van autonomie in geval van nood het Koninkrijk altijd de mensenrechten en de vrijheden van de bevolking op de eilanden moet waarborgen. En hij heeft destijds ook een instrument beschreven waarmee in zo'n noodsituatie kan worden ingegrepen." Anno 2017 is het demissionair minister Ronald Plasterk die deze artikelen 43 en 51 na al die tijd uit het Statuut opgraaft en zowel het parlement als de regering van Curaçao buitenspel zet. "Met recht een historische gebeurtenis", zegt Van Rijn. "Een moedige Plasterk verovert in zijn laatste maanden als bewindspersoon alsnog een plek in de geschiedenisboekjes."

De drempel voor het gebruik van deze Algemene Maatregel van Rijksbestuur, de zogenaamde 'noodrem', is gigantisch, beschrijft Van Rijn. Dat betekent dat áls deze wordt gebruikt, de situatie ter plekke ook extreem serieus moet zijn. "En dat is zij ook. De Algemene Maatregel is een paardenmiddel, een ultimum remedium én een blamage voor de autonomie van het eiland. Maar het gaat hier wel om een redding van onze kernwaarden."

Tegenstanders van ingrijpen verwijten Nederland 'koloniaal gedrag', maar dat is volgens de hoogleraar 'klinkklare nonsens'. "Nederland handelt niet vrijwillig, maar op verzoek van de gouverneur en omdat de door de Curaçaose regering zelf veroorzaakte omstandigheden daartoe aanleiding geven. De gouverneur is op de eerste plaats een Curaçaose in hart en nieren, zij gaat echt niet uitvoeren wat Den Haag heeft bedacht." De omstandigheden die Van Rijn als tweede noemt, worden volgens hem gevormd door het onethische en niet-integere gedrag van politici die nu onder regie van Gerrit Schotte de buiten spel gezette interim-regering vormen. "Hoe durf je vervolgens het woord 'koloniaal' te gebruiken? Hoe zou Nederland anders moeten reageren?"

Volgens Van Rijn is het te makkelijk om te zeggen dat de ontwikkelingen op Curaçao moeten worden gezien binnen het frame van een 'jonge democratie' die wankelend de eerste stappen zet. "Sinds de jaren vijftig is er al autonomie en er zijn generaties opgegroeid in een democratisch bestel. Op Curaçao wemelt het ook van de ervaren en integere mensen die het hart en het verstand op de goede plaats hebben zitten."

10-10-10 - Autonomie voor Curaçao
Het eiland kent politiek gezien wel andere problemen. Dat is allereerst de schaal. "De onrust op het eiland is een direct effect van het uiteenvallen van de Nederlandse Antillen. Toen waren er twee bestuurslagen: een op elk eiland, en een overkoepelende landsregering daarboven. Die hielden elkaar in evenwicht. De eilanden hadden allemaal een eigen rol, maar elkaar ook nodig. Dat leidde tot een bepaalde politieke bedachtzaamheid en verstandig handelen. Nu is dat tegenwicht weg, met als gevolg dat de krachten die slecht willen, veel meer mogelijkheden hebben om hun gang te gaan. In Nederland met zijn 17 miljoen inwoners zijn er altijd wel corrigerende krachten, op Curaçao ontbreekt dat al snel."

Dat gebeurt niet alleen op Curaçao, zegt Van Rijn, maar ook op Sint Maarten en andere Caribische eilanden van het koninkrijk. "De ethiek ontbreekt bij sommige politici, en de integriteit. Als dat gebeurt in een parlement met slechts 21 zetels, kunnen de gevolgen enorm zijn."

Dat handelen uit eigenbelang wordt mogelijk gemaakt door het gemak waarmee op Curaçao door gekozen politici van partij of coalitie wordt gewisseld. "Ze verlaten hun partij al omdat ze een keer geen minister mogen worden. Dat is toch ongekend? In Nederland kennen we ook afsplitsingen zoals de heren Kuzu en Öztürk die nu Denk leiden, maar destijds via de PvdA in de Tweede Kamer kwamen en vervolgens zonder die partij verder gingen. Maar het Nederlands parlement kan met 150 zetels tegen een stootje, dat van Curaçao is een stuk kwetsbaarder. Als er één overloopt, is een coalitie van 11 zetels haar meerderheid kwijt."

Van Rijn onderzoekt op dit moment of op Curaçao de regels op dit gebied kunnen worden aangepast. De realiteit is dat een parlementslid op het ticket van de partij wordt gekozen. Om nu volledige partijdiscipline te eisen, gaat wat ver, maar volgens Van Rijn zou een mogelijkheid zijn om van parlementsleden een minimaal aantal zelf behaalde stemmen te eisen. Hij denkt bijvoorbeeld aan een kwart tot de helft van de kiesdeler (het aantal stemmen gedeeld door het aantal zetels). Zitten ze daaronder, dan betekent dat als zij opstappen zij ook hun zetel moeten teruggeven aan de partij. Zitten ze daarboven, dan mogen ze op eigen naam verder.

Maar essentiëler is de vraag of het huidige van Nederland gekopieerde staatsbestel wel de juiste jas is voor een relatief klein eiland als Curaçao. Van Rijn heeft daar twijfels over. "Het probleem is eigenlijk dat in 2010, toen Curaçao een autonoom land binnen het Koninkrijk werd, men het Antilliaanse systeem heeft overgenomen, en daarmee het Nederlandse. Het was een kwestie van copy/paste." De Curaçaoënaars hebben 20, 30 jaar lang gevochten voor autonomie voor het eiland, zegt hij, ze hebben lang genoeg kunnen nadenken over hoe het anders zou moeten, maar ze hebben niet de moed gehad om veranderingen aan te brengen.

Dat had volgens Van Rijn wel gemoeten. "Curaçao heeft stabiliteit nodig, zonder snelle wisselingen van coalities en politieke crises." Die had, zegt hij, gecreëerd kunnen worden in een presidentieel systeem, met een gekozen regeringsleider die vier jaar lang het mandaat heeft om te regeren en niet voor elk wissewasje naar huis kan worden gestuurd, maar alleen via een bijzondere procedure, zoals in de VS. Dan had er duurzaam bestuurd kunnen worden, natuurlijk binnen de 'rule of law', de ankers van de democratie die ervoor zorgen dat er geen misbruik wordt gemaakt van de macht. Dat systeem past volgens hem veel beter bij Curaçao.

Paleis van de Gouverneur
Van Rijn: "Mijn oude hobby is te roepen dat je in tijden van onenigheid of crisis als autonoom land een constitutioneel hof moet hebben dat de knopen doorhakt." Met zo'n gezaghebbend instituut had de gouverneur niet naar Nederland hoeven stappen om de verkiezingen doorgang te laten vinden, maar had men deze vraag kunnen voorleggen aan de wijze heren en dames van het autonome Curaçao zelf. "Als Nederland kolonialisme wordt verweten, doe het dan zelf. Het kan! Dat zou een hele cleane oplossing zijn."

Intussen is het goed als Curaçao onderdeel van het koninkrijk blijft, vindt Van Rijn. "Wij moeten dit eiland liefdevol omarmen en dat geldt ook voor de overige eilanden. Laten we energie in déze eilanden steken, in plaats van in een willekeurig ontwikkelingsland." Dit is ons gezamenlijk erfgoed, zegt hij, hier ligt onze primaire verantwoordelijkheid en solidariteit. "Wij horen bij elkaar, in ethische zin. En als de eilanders daar op een gegeven moment anders over denken, dan horen we dat vast wel."