Tien jaar na onderzoek Transparency International struikelt Curaçao nog steeds in de strijd tegen corruptie
WILLEMSTAD - Meer dan tien jaar na het rapport van Transparency International (TI) over integriteit en corruptiebestrijding op Curaçao, waarschuwt oud-interim-minister Stanley Bodok voor een gebrek aan structurele vooruitgang. In een terugblik stelt hij dat ondanks toenemende bewustwording en enkele juridische stappen, de echte transparantie en verantwoordelijkheid in de Curaçaose publieke sector en politieke partijen nog ver te zoeken zijn. “De implementatie van daadwerkelijke hervormingen blijft achter,” zegt Bodok.
Het rapport van Transparency International uit 2013 schetste een scherp beeld van zwakke plekken binnen Curaçaose instellingen en politieke partijen, zoals de positie van de Kiesraad. Een zwakke plek die in 2017 ook daadwerkelijkwerd uitgedaagd werd door toenmalig premier Gerrit Schotte, waarbij Nederland uiteindelijk ingreep.
Een van de andere urgente aanbevelingen was de invoering van duidelijke procedures en bescherming voor klokkenluiders, om corruptie aan te pakken en straffeloosheid te doorbreken. Corruptie, zo stelde het rapport, beïnvloedt vrijwel alle sectoren. Alleen door nauwe samenwerking kunnen instituties corruptie effectief tegengaan. Bodok beaamt deze observatie en benadrukt dat samenwerking en betrokkenheid van de samenleving essentieel zijn. “Het gevaar bestaat dat we blijven toekijken zonder ingrijpen,” aldus Bodok.
De Ombudsman en Algemene Rekenkamer spelen een belangrijke rol in de corruptiebestrijding, maar hun effectiviteit wordt beperkt door gebreken in andere sectoren. “Zij bieden potentie om Curaçao te beschermen tegen ongestrafte corruptie,” merkt Bodok op, maar die potentie wordt “tenietgedaan door afhankelijkheden binnen de pers en zwakke verantwoording elders in het systeem.” Volgens Transparency International ontbreekt het de pers aan middelen en onafhankelijkheid om onderzoeksjournalistiek effectief in te zetten.
Miguel Goede, politicoloog en een prominente stem in de discussie, vindt dat er weinig is veranderd sinds het TI-rapport. Hij stelt: “Curaçao heeft weinig vooruitgang geboekt in de strijd tegen corruptie sinds het TI-rapport. Hoewel er vonnissen zijn, blijven veel onderzoeken onopgepakt, wat de perceptie versterkt dat corruptie loont.” Hij verwijst naar een 'wegkijkcultuur' en een normalisatie van corrupt gedrag die een serieuze bedreiging vormen voor de integriteit.
Ruben Suriel, oud-bankdirecteur en een andere lokale expert, onderstreept dat daadkracht ontbreekt bij de overheid en pleit voor concrete maatregelen om de strijd tegen corruptie te versnellen. Hij benadrukt dat Curaçao niet nog een rapport nodig heeft, maar daadwerkelijke actie. “Mijn diagnose en aanbeveling, kort en bondig: stel vast welke stappen nodig zijn om de overheid corruptiebestendig te maken en handhaaf sancties als dit uitblijft,” aldus Suriel.
Het TI-rapport bekritiseerde in 2013 ook de neiging van politieke partijen en politici om partijdiscipline boven hun parlementaire verantwoordelijkheid te stellen. Bodok bevestigt dat dit probleem nog steeds leeft en waarschuwt dat het een gezonde democratische controle bemoeilijkt. "Het ontbreken van een heldere scheiding tussen de uitvoerende en wetgevende macht verzwakt de effectiviteit van het parlement als controleorgaan," legt hij uit.
De Curaçaose regering nam naar eigen zeggen de afgelopen jaren wel enkele stappen. Eerder dit jaar besloot de Raad van Ministers om het anti-corruptieverdrag van de Verenigde Naties te ratificeren. Maar in een overzicht van het ministerie van Buitenlandse Zaken van oktober ontbreekt enige verwijzing.
De Minister van Bestuur, Planning en Dienstverlening rapporteerde aan het parlement over de partijfinanciering, maar ook daarvan is de status onduidelijk en blijft een groot aantal politieke partijen in gebreke met hun transparantieverplichtingen. Recentelijk verlengde de Rijksministerraad het financieel toezicht op Curaçao tot 2027, waarbij Curaçao’s financiële beleid onder Nederlandse supervisie blijft, onder meer omdat Curaçao nog niet voldoet aan de normen voor duurzaam financieel beheer en begrotingsdiscipline.
Volgens Nelly Schotborgh, voormalig hoofdonderzoeker van TI’s integriteitsrapport voor Curaçao, is de publieke bewustwording weliswaar toegenomen, maar blijft fundamentele transparantie uit. Ze wijst op gebreken in vergunningverlening en aanbestedingen. “Er is een gebrek aan transparantie in belangrijke processen zoals vergunningverlening, aanbestedingen en de financiering van politieke partijen,” stelt Schotborgh. “Dit maakt het moeilijk om corruptie effectief aan te pakken.”
Stanley Bodok benadrukt tot slot de noodzaak voor een mentaliteitsverandering in de Curaçaose samenleving. “Als wij niet collectief de druk opvoeren om deze misstanden aan te pakken, blijft integriteit een kwetsbaar punt in onze democratie.”