bron: PZC
door Raymond de Frel
Elke ochtend zwaaide de kleine Karel Josefa naar passerende werklieden.
Zij zou de wijken Punda en Otrabanda in Willemstad in Curaçao via een nieuwe brug over de Sint Annabaai met elkaar verbinden. De Julianabrug moest verlichting brengen, maar het liep anders. In een fractie van een seconde gingen een droom, een brug en vijftien mensen verloren. Onder wie vier Zeeuwen.
Josefa (49) kan zich het donderend geraas nog levendig voor de geest halen. Hij zat op maandag 6 november 1967 op school, toen een donderend geraas zich van het gebied meester maakte. "De juffrouw liep naar buiten en kwam met een bedroefd gezicht weer terug. Ze zei niets, maar haar uitdrukking sprak boekdelen. Pas toen we naar huis mochten, hoorde ik wat er was gebeurd", vertelt Josefa.
Vanaf dat moment bleef de tragedie bij de brug hem intrigeren. ",Dit is een van de grootste rampen in de geschiedenis van de Nederlandse Antillen. In de loop der jaren kreeg ik een sterk gevoel dat ik iets moest doen voor de nabestaanden. Met het schrijven van een boek hoop ik dat deze ramp ook bij de jongere generaties bekend raakt. Die rijden nu dagelijks over de brug, zonder dat ze weten wat er echt is gebeurd."
Wat er echt is gebeurd, is overigens ook Josefa niet bekend. "Er zijn delen van de brug naar Nederland gestuurd voor onderzoek, maar daarna is er nooit meer iets over vernomen. Het blijft gissen of dat bewust is, maar ik krijg toch steeds vaker het gevoel dat alle sporen vanuit Nederland zijn gewist", vertelt Josefa.
Speculaties zijn er wel te over. Zo zou een nog onvoltooide fundering te lijden hebben gehad onder zware regenval in het weekeinde. Met alle funeste gevolgen van dien. Een andere mogelijkheid is dat de gebrekkige ankering het gewicht in het voorste brugdeel niet kon dragen. Josefa: "De oorzaak van de ramp blijft een mysterie. Mensen die heel dicht bij de brug woonden, hoorden een paar avonden voor de val heel hard kreunende geluiden. Die geluiden kwamen uit de buurt van de brug."
De nabestaanden van de negen Antilliaanse slachtoffers wist hij vrij eenvoudig op te sporen. Zij vertellen hun verhaal dan ook in het boek, maar van Nederlandse zijde blijft de informatie uiterst beperkt. Josefa weet alleen de namen en geboortedata van de Nederlandse slachtoffers. Wobbe Renkema uit Gorinchem, Gerrit van Rijswijk uit Werkendam, Arnie Rottier uit Oost-Souburg en Folgert de Wind uit Vlissingen werden nog op de dag van de ramp geborgen. De lichamen van Jacobus de Witte uit Oost-Souburg en Franciscus Augustinus van Daele uit Vlissingen werden vier dagen later van onder het verwrongen staal gehaald. "Ik weet dat het Nederlandse bouwbedrijf Van Eb zich met de brug bemoeide, maar ook dat bedrijf kan ik niet meer traceren."
Josefa, in het dagelijks leven politie-ambtenaar, zocht begin deze week samen met zijn in Axel woonachtige Antilliaanse vriend Leo Constancia naar sporen van de nabestaanden van de Zeeuwse slachtoffers, maar keerde gisteren teleurgesteld terug naar Curaçao. "In de archieven op de Antillen is niets bewaard gebleven over de Nederlanders en mijn tijd was nu te beperkt om in Vlissingen het gemeentearchief uit te pluizen. Ik zal vanuit Curaçao en via Leo nog wel navraag doen bij de gemeente Vlissingen. Ik wil namelijk graag een tweede boek uitbrengen, maar dan met de Nederlandse kant van het verhaal. Vooral omdat het eerste boekje als lesmateriaal wordt gebruikt op Antilliaanse scholen."
Josefa is ook op zoek naar foto's van de Nederlanders. Daarmee wil hij een overzicht van de slachtoffers op het monument nabij de Julianabrug completeren.
door Raymond de Frel

Zij zou de wijken Punda en Otrabanda in Willemstad in Curaçao via een nieuwe brug over de Sint Annabaai met elkaar verbinden. De Julianabrug moest verlichting brengen, maar het liep anders. In een fractie van een seconde gingen een droom, een brug en vijftien mensen verloren. Onder wie vier Zeeuwen.
Josefa (49) kan zich het donderend geraas nog levendig voor de geest halen. Hij zat op maandag 6 november 1967 op school, toen een donderend geraas zich van het gebied meester maakte. "De juffrouw liep naar buiten en kwam met een bedroefd gezicht weer terug. Ze zei niets, maar haar uitdrukking sprak boekdelen. Pas toen we naar huis mochten, hoorde ik wat er was gebeurd", vertelt Josefa.
Vanaf dat moment bleef de tragedie bij de brug hem intrigeren. ",Dit is een van de grootste rampen in de geschiedenis van de Nederlandse Antillen. In de loop der jaren kreeg ik een sterk gevoel dat ik iets moest doen voor de nabestaanden. Met het schrijven van een boek hoop ik dat deze ramp ook bij de jongere generaties bekend raakt. Die rijden nu dagelijks over de brug, zonder dat ze weten wat er echt is gebeurd."
Wat er echt is gebeurd, is overigens ook Josefa niet bekend. "Er zijn delen van de brug naar Nederland gestuurd voor onderzoek, maar daarna is er nooit meer iets over vernomen. Het blijft gissen of dat bewust is, maar ik krijg toch steeds vaker het gevoel dat alle sporen vanuit Nederland zijn gewist", vertelt Josefa.
Speculaties zijn er wel te over. Zo zou een nog onvoltooide fundering te lijden hebben gehad onder zware regenval in het weekeinde. Met alle funeste gevolgen van dien. Een andere mogelijkheid is dat de gebrekkige ankering het gewicht in het voorste brugdeel niet kon dragen. Josefa: "De oorzaak van de ramp blijft een mysterie. Mensen die heel dicht bij de brug woonden, hoorden een paar avonden voor de val heel hard kreunende geluiden. Die geluiden kwamen uit de buurt van de brug."
De nabestaanden van de negen Antilliaanse slachtoffers wist hij vrij eenvoudig op te sporen. Zij vertellen hun verhaal dan ook in het boek, maar van Nederlandse zijde blijft de informatie uiterst beperkt. Josefa weet alleen de namen en geboortedata van de Nederlandse slachtoffers. Wobbe Renkema uit Gorinchem, Gerrit van Rijswijk uit Werkendam, Arnie Rottier uit Oost-Souburg en Folgert de Wind uit Vlissingen werden nog op de dag van de ramp geborgen. De lichamen van Jacobus de Witte uit Oost-Souburg en Franciscus Augustinus van Daele uit Vlissingen werden vier dagen later van onder het verwrongen staal gehaald. "Ik weet dat het Nederlandse bouwbedrijf Van Eb zich met de brug bemoeide, maar ook dat bedrijf kan ik niet meer traceren."
Josefa, in het dagelijks leven politie-ambtenaar, zocht begin deze week samen met zijn in Axel woonachtige Antilliaanse vriend Leo Constancia naar sporen van de nabestaanden van de Zeeuwse slachtoffers, maar keerde gisteren teleurgesteld terug naar Curaçao. "In de archieven op de Antillen is niets bewaard gebleven over de Nederlanders en mijn tijd was nu te beperkt om in Vlissingen het gemeentearchief uit te pluizen. Ik zal vanuit Curaçao en via Leo nog wel navraag doen bij de gemeente Vlissingen. Ik wil namelijk graag een tweede boek uitbrengen, maar dan met de Nederlandse kant van het verhaal. Vooral omdat het eerste boekje als lesmateriaal wordt gebruikt op Antilliaanse scholen."
Josefa is ook op zoek naar foto's van de Nederlanders. Daarmee wil hij een overzicht van de slachtoffers op het monument nabij de Julianabrug completeren.