Cultuur is het fundament van een natie. Zonder een cultuur is er geen gemeenschap, geen natie. Dat geldt ook voor de nieuwe natie Curaçao. Helaas is die gedachte niet terug te vinden in de concept- Staatsregeling van Curaçao.
In het kader van haar zorgtaken op het gebied van het materiele en immateriële Cultureel Erfgoed heeft de stichting NAAM daarom de Gedeputeerden van Cultuur en Staatkundige Structuur verzocht een advies te mogen uitbrengen hoe de culturele rechten te verankeren in de toekomstige Curaçaose grondwet.
In de Memorie van Toelichting staat dat er voor het huidige concept gebruik is gemaakt van de Grondwet van Nederland en de Staatsregeling van Aruba. Dat om zo veel mogelijk constitutionele uniformiteit te bereiken. Op zich een redelijk argument. Maar dat ontslaat de wetgevers niet van de plicht om deze te bekijken vanuit de Curaçaose realiteit en eigenheid. De fundamentele grondslag voor de nieuwe constitutie, de cultuur, met het recht op een identiteit en op culturele ontwikkeling en wetenschap, is over het hoofd zijn gezien.
Het ontbreekt zelfs aan een normatief kader, een filosofisch uitgangspunt in de vorm van een preambule. Daarin hadden de nationale doelen van de democratische gemeenschap in kunnen staan, het participatieve, multi-etnische en multiculturele van het Curaçaose volk, de waarde van respect, het streven naar Caribische integratie, uitgaande van het principe van zelfbeschikking. Dit gebrek aan het culturele, aan een huisvesting voor de geest , maakt de voorgestelde staatsregeling zielloos.
Het enige wat nu onder artikel 23 en artikel 25 genoemd wordt is het recht op ‘culturele vorming’. Maar culturele vorming is alleen mogelijk als aan de algemene culturele rechten zijn voldaan. Die rechten zijn vastgelegd in internationale verdragen, waaronder het Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (1966), die voor het land Antillen gelden en ook voor de nieuwe autonome landen zullen (moeten) gaan gelden. Daaronder vallen grondrechten als 1. Recht op de moedertaal; 2. Recht op identiteitsontwikkeling; 3. Recht op cultureel erfgoed (materieel en immaterieel) 4 Recht op authenticiteit en wetenschap.
Het voorstel is om in de Memorie van Toelichting te melden dat er voor het beheren van Cultureel Erfgoed een Register Patrimonio Kultural Kòrsou komt waarin vastgelegd wordt wat de onvervreemdbaar en onvervangbaar culturele goederen van ons land zijn. Daaronder vallen o.a. tastbare producten, gebouwen, archeologische sites, museale collecties, maar ook en vooral de taal, het Papiamentu, kennis, tradities, muziek, kunst, spiritualiteit. Dat nationale culturele erfgoed krijgt dan de garantie van regelgeving en instituties om het te beschermen, bewaren, restaureren, te onderzoeken en te tonen als getuigenis van de culturele nationale identiteit van het Curaçaose volk, nu en in de toekomst.
In het kader van haar zorgtaken op het gebied van het materiele en immateriële Cultureel Erfgoed heeft de stichting NAAM daarom de Gedeputeerden van Cultuur en Staatkundige Structuur verzocht een advies te mogen uitbrengen hoe de culturele rechten te verankeren in de toekomstige Curaçaose grondwet.
In de Memorie van Toelichting staat dat er voor het huidige concept gebruik is gemaakt van de Grondwet van Nederland en de Staatsregeling van Aruba. Dat om zo veel mogelijk constitutionele uniformiteit te bereiken. Op zich een redelijk argument. Maar dat ontslaat de wetgevers niet van de plicht om deze te bekijken vanuit de Curaçaose realiteit en eigenheid. De fundamentele grondslag voor de nieuwe constitutie, de cultuur, met het recht op een identiteit en op culturele ontwikkeling en wetenschap, is over het hoofd zijn gezien.
Het ontbreekt zelfs aan een normatief kader, een filosofisch uitgangspunt in de vorm van een preambule. Daarin hadden de nationale doelen van de democratische gemeenschap in kunnen staan, het participatieve, multi-etnische en multiculturele van het Curaçaose volk, de waarde van respect, het streven naar Caribische integratie, uitgaande van het principe van zelfbeschikking. Dit gebrek aan het culturele, aan een huisvesting voor de geest , maakt de voorgestelde staatsregeling zielloos.
Het enige wat nu onder artikel 23 en artikel 25 genoemd wordt is het recht op ‘culturele vorming’. Maar culturele vorming is alleen mogelijk als aan de algemene culturele rechten zijn voldaan. Die rechten zijn vastgelegd in internationale verdragen, waaronder het Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (1966), die voor het land Antillen gelden en ook voor de nieuwe autonome landen zullen (moeten) gaan gelden. Daaronder vallen grondrechten als 1. Recht op de moedertaal; 2. Recht op identiteitsontwikkeling; 3. Recht op cultureel erfgoed (materieel en immaterieel) 4 Recht op authenticiteit en wetenschap.
Het voorstel is om in de Memorie van Toelichting te melden dat er voor het beheren van Cultureel Erfgoed een Register Patrimonio Kultural Kòrsou komt waarin vastgelegd wordt wat de onvervreemdbaar en onvervangbaar culturele goederen van ons land zijn. Daaronder vallen o.a. tastbare producten, gebouwen, archeologische sites, museale collecties, maar ook en vooral de taal, het Papiamentu, kennis, tradities, muziek, kunst, spiritualiteit. Dat nationale culturele erfgoed krijgt dan de garantie van regelgeving en instituties om het te beschermen, bewaren, restaureren, te onderzoeken en te tonen als getuigenis van de culturele nationale identiteit van het Curaçaose volk, nu en in de toekomst.