Open brief aan Mw. A.Th.B. Bijleveld-Schouten

bron: Antilliaans Dagblad

De open brief van advocaat Eldon Peppie Sulvaran verscheen gisteren in dagblad Vigilante en is vandaag met toestemming van de auteur afgedrukt in het Antilliaans Dagblad.

De positie van het Openbaar Ministerie (OM) is in Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba in grote lijnen op overeenkomstige wijze geregeld. Net als in een Nederlands ressort, staat aan het hoofd van zowel het Arubaanse als het Antilliaanse OM een procureur-generaal (PG).

Kennelijk vindt Nederland nu, dat er een (zelfs mondelinge) aanwijzingsbevoegdheid vanuit Nederland moet komen voor de PG van de geherstructureerde Nederlandse Antillen. U weet net als ik, dat er zeer grote vraagtekens gezet kunnen worden bij de staatsrechtelijke zuiverheid van deze constructie, welke door Aruba als onbespreekbaar is bestempeld. Buiten kijf staat toch wel dat het hier een zeer bijzondere bevoegdheid betreft. Deze ingreep heeft bij ons hier in de West tot aanmerkelijke discussie aanleiding gegeven.

Waar in Nederland kennelijk ruime consensus lijkt te bestaan inzake de invoering van deze ondemocratische figuur, is die consensus bepaald niet aanwezig bij de andere koninkrijkspartners. Aruba heeft het terecht afgewezen en bij ons heeft dit geleid tot grote verdeeldheid binnen onze samenleving. Betoogd kan worden dat deze poging van Nederland om ons OM te herstructureren en naar de hand te zetten, geen of zelfs een contraproductieve bijdrage zal leveren aan de oplossing van de problemen tussen ons en Nederland. Samengevat komt het er immers op neer dat onze PG zowel algemene als bijzondere aanwijzingen van de Nederlandse minister van Justitie en/of de minister van Justitie van het Koninkrijk moet opvolgen. In deze opzet zal onze eigen minister op meer afstand van zijn eigen PG moeten functioneren. De mogelijke interventie van het Hof laat ik even buiten beschouwing, omdat een rechter, mijns inziens, niets te zoeken heeft op het gebied van beleid en vervolging. In het laatste geval, behoudens de klachtprocedure, zoals geregeld in ons Wetboek van Strafvordering.

Hoe moeten nu deze aanwijzingen worden beoordeeld, in het licht van de ministeriële verantwoordelijkheid van onze minister van Justitie jegens ons volk (lees: de Staten van de Nederlandse Antillen of straks van Curaçao). Hoe kan onze minister van Justitie iets verdedigen dat zijn PG doet, indien hij daar geen enkele controle over kan uitoefenen of, zelfs nog erger, indien hij het daar niet eens mee is. Kunt u ons een antwoord geven op deze vraag? De Antilliaanse politici hebben deze, voor ons volk belangrijke, vragen tot nu toe niet kunnen beantwoorden. De Nederlandse minister van Justitie met een van zijn twee petten op, krijgt dus een bevoegdheid om bovengenoemde aanwijzingen, over het hoofd van onze minister van Justitie heen, aan ons OM te geven. Bijvoorbeeld een vervolging in te zetten, dan wel voort te zetten, zonder dat hij daarvoor, op enigerlei wijze, uitleg aan ons volk hoeft te geven of zich daaromtrent hoeft te verantwoorden. Vindt u echt dat zoiets in een rechtsstaat moet kunnen? Ik kan mij dat niet voorstellen.

Kennelijk wenst Nederland via algemene en bijzondere aanwijzingen bestuurlijk te interveniëren, zonder daarvoor verantwoording te hoeven afleggen. Mevrouw, het koloniale tijdperk is, als het goed is, allang voorbij. Ik ken geen enkel rechtsstatelijk stelsel waar een dergelijke bevoegdheid ten opzichte van het OM voorkomt. In uw eigen stelsel van Nederlands recht, zou iets dergelijk als principieel onjuist worden aangemerkt. In strijd met ieder basisbeginsel van de democratie is een bevoegdheid zonder verplichting tot verantwoording van de uitoefening daarvan. Ons OM zal op deze wijze onder een te grote druk van het Nederlandse politieke bestuur kunnen worden geplaatst. Of is dat juist de bedoeling?

Dit voorstel zal de strijd heropenen welke is gevoerd bij de verwerving van onze status ex het Statuut. Laat daar geen twijfel over bestaan. Kennelijk redeneert Nederland dat onze samenleving thans niet meer klaar is voor een zelfstandig OM en dat het gewenst is afstand te scheppen tussen onze regering en diens eigen OM. Dit impliceert dat het naar het oordeel van Nederland, binnen de bestaande positionering van het OM in ons rechtsstelsel, niet mogelijk is om tot een adequate werkverhouding met onze minister van Justitie te komen, waardoor Nederland dan bestuurlijk zonder enige vorm van controle van of door ons volk, moet interveniëren. Is dit geen uiting van kolonialisme?

Indien nu vast was komen te staan dat er met grote regelmaat sprake is geweest van politieke interventies door onze regering in het OM, dan zou er wellicht over nagedacht kunnen worden om ingrepen te plegen binnen de reeds bestaande rechtsregels. Op dit punt is echter geen bewijsvoering aanwezig. In onze huidige situatie, met een goed functionerend OM, moet deze structureel bedoelde aanslag op onze democratie, zonder meer, van de hand worden gewezen. Is onomstotelijk vastgesteld dat het OM niet adequaat onder onze minister kan functioneren? Moet er naast onze eigen minister van Justitie nog een bevoegdheid worden geschapen voor aanwijzingen? Zelfs mondeling door een Nederlandse minister, die geen enkele uitleg verschuldigd is of zal zijn aan ons volk?

Er is dan ook geen enkele aanleiding om over te gaan tot een groter verzelfstandiging van ons OM ten opzichte van onze minister van Justitie en dus ook ten opzichte van ons als volk. Is er of hebben de Nederlandse politici een sluitende redenering, waarom het OM in Nederland en Aruba, binnen hetzelfde Koninkrijk, een minder onafhankelijke positie zou moeten
innemen, dan het OM in de geherstructureerde Nederlandse Antillen. Zelfs als wij mogen aannemen dat de Nederlandse minister van Justitie terughoudend van deze bijzondere bevoegdheid gebruik zal maken, is daarvoor geen enkele rechtvaardiging.

Overigens hebben wij geen enkele garantie op dit punt. Rechtszekerheid is namelijk veelal een nietszeggend begrip, waar van alles onder gebracht kan worden en dus zeker ook opsporing en vervolging. Bovendien beslist de betreffende (Rijks)minister van Justitie zelf wanneer spoed geboden is en dus een mondelinge aanwijzing mogelijk zal zijn.

Dit is niets anders dan een majeure inbreuk op zowel onze autonome landsbevoegdheden op justitieel terrein, als in de staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk der Nederlanden. De staatsrechtelijke basis is dan ook meer dan bedenkelijk. Politiek is de gekozen weg voor ons evenmin gelukkig te noemen. Ons volk werd voor een voldongen feit gesteld. De principiële beslissing is kennelijk al genomen. Deze ingreep zal zonder meer escalerend gaan werken in de koninkrijksverhoudingen bij verschil van inzicht. Daarnaast zal ons OM onmiskenbaar terecht komen in een aangescherpte verhouding met onze regering, als hij buiten en tegen de wil van onze regering opdrachten van een derde zal moeten opvolgen. Immers, onze minister van Justitie wordt bewust op afstand geplaatst. Niet elke minister van Justitie zal dat gezien zijn ministeriële verantwoordelijkheid, willen aanvaarden. Ja-knikkers daargelaten.

De verhoudingen tussen ons en Nederland zijn nog steeds buitengewoon gevoelig. Wij zullen op deze wijze nog meer afhankelijk worden van politiek Den Haag. Deze ministeriële aanwijzingsbevoegdheid produceert thans zeer veel negatieve energie binnen onze samenleving.

Wij hopen dan ook dat u inziet dat dit geen goed voorstel is. Thans kan alsnog een vreedzame oplossing worden bereikt. Het moet onmiskenbaar de bedoeling zijn, dat onze eilanden en hun democratische instituten steeds zelfstandiger worden, zodat wij zoveel als thans mogelijk is, op eigen benen staan. De figuur van aanwijzing is dan ook een zeer ‘vreemde eend in de bijt’.

Tot slot nog dit. Deze discussie heeft niets te maken met zwart of wit, ook niet met politieke kleur. Het heeft alleen en uitsluitend te maken met ‘right and wrong’. Niet alles, dat overeengekomen werd tussen de Antillen en Nederland, hoeft overboord te worden gegooid, maar dit onderdeel kan echt niet worden aanvaard. Onder geen enkele voorwaarde.
Wij willen zelfs aannemen, dat onze politici, met hun beperkte ondersteuning, dit niet tijdig hebben kunnen vatten, of de gevolgen daarvan voor ons volk niet juist hebben ingeschat. Wij gaan er vanuit, dat wij het beste met elkaar willen binnen het Koninkrijk. Op basis van wederzijds respect voor elkaars instituten en democratische principes. Echt welzijn voor onze mensen binnen het Koninkrijk zal alleen maar bereikt worden door erkenning van de landen als volwaardige koninkrijkspartners in alle opzichten. De ondemocratische figuur past zeker niet in dat streven. Wij geven toe dat onze politici deze figuur dan maar niet hadden moeten aanvaarden. Zij hebben onmiskenbaar een fout gemaakt, want als ‘de vos het kippenhok in de gaten houdt, is het niet verstandig om het hek voor de vos open te zetten’.

Wij hopen dat u als redelijk mens, de uwen zult kunnen overtuigen dat onze belangen als autonoom land binnen het Koninkrijk op deze wijze niet gediend worden. Uiteindelijk is dat de wens van het volk. Zo veel als mogelijk op eigen benen (be)staan binnen het Koninkrijk der Nederlanden. Thans is sprake van een valse start.

Met vriendelijke groet, Eldon Peppie Sulvaran, Advocaat