Uit de West (5): Schepen in de nacht

door Jan Schinkelshoek

Spreken we wel dezelfde taal?

Misschien is het grootste, lastigste probleem binnen het Koninkrijk der Nederlanden dat de ‘Koninkrijkspartners’ - zo noemen Nederland en de rijksdelen in de West zichzelf graag - hardnekkig langs elkaar heenpraten. Alsof ze vreemden zijn.

Het parlementaire Koninkrijksoverleg - sinds maandag zijn Nederlandse, Antilliaanse en Arubaanse delegaties in Oranjestad met elkaar in gesprek - heeft bij tijd en wijle veel weg van een dialoog tussen doven. We spreken dezelfde taal, het Nederlands. Maar we verstaan elkaar slecht, heel slecht.
‘Ships passing in the night’, bedacht ik gisteren in het Arubaanse parlement - zittend, luisterend en debatterend: schepen die elkaar in het holst van de nacht dichtbij ongemerkt passeren.
De Atlantische Oceaan is inderdaad heel breed.

Neem de kwestie van Antilliaanse probleemjongeren, gisteren de hoofdmoot. Hoe krijgen Nederlandse autoriteiten greep op die rondzwervende, losgeslagen en vaak criminele jongeren van Antilliaanse afkomst? Zonder te registeren?
Zo’n discussie, emotioneel als die is, kan kennelijk nog steeds niet zakelijk worden gevoerd. Zonder schroom wordt ‘Nederland’ beschuldigd van discriminatie, ja zelfs ‘racisme’. Geprikkeld door dat type protest - een maand geleden droegen demonstranten op Curaçao zelfs Jodensterren - wordt van Nederlandse kant hardhandig teruggemept: ‘U kiepert uw rotzooi op ons bordje’.
Waarna de rapen ruimschoots gaar zijn…

Misschien nog wel typerender is de uiteenlopende politieke cultuur. Als Nederlanders, misschien niet subtiel genoeg, wijzen op parlementaire rechten om wetten onder handen te nemen - een grondrecht, toch? - gaan in de West de haren recht overeind gaan. Het wordt uitgelegd als een nauwelijks verkapte aankondiging dat ‘Nederland’ terugkomt op gemaakte afspraken. ‘Wat is uw handtekening nog waard?’ Tja…

Als - derde voorbeeld - de Nederlandse delegatie in Willemstad op bezoek gaat bij de procureur-generaal, ziet de luidruchtige Curaçaose oppositie het als het zoveelste bewijs dat de Hollanders al weer gedragen als ‘slavendrijvers’ (zoals iemand mij per mail liet weten). Ga er maar aan staan.

Zeker, het getuigt van wantrouwen. Met name op Curaçao - op andere eilanden zit het ook vlak onder de oppervlakte - wordt met argusogen gekeken naar alles wat Nederland doet. En ’t moet gezegd: ‘Den Haag’ maakt het er soms naar. In de richting van de West doen ‘we’ wel eens onbegrijpelijke dingen. En het lukt kennelijk niet om de lucht te zuiveren. Bij het minste of geringste is het weer raak.

Het probleem zit dieper, vermoed ik. Het heeft te maken met wat ik voel als het ongemak van Koninkrijk. Tot elkaar veroordeeld, zijn Nederland en de Caribische eilanden al tijden verwikkeld in een krampachtige, berekenende tango: aanhalen en afweren. Zonder veel geestdrift worden danspasjes uitgevoerd.
Waar de ex-kolonies het voorlopig niet zonder het voormalige moederland denken te kunnen stellen, doet Nederland met steeds minder overtuiging wat het als corvee ziet.
Het is net een emmertje los zand.

Wat ontbreekt, is een Koninkrijksgedachte, noem het een missie, iets waar alle Koninkrijkspartners voor ‘gaan’. Weet iemand de meerwaarde van het Koninkrijksverband te noemen? Wat verwachten we van elkaar? Wat kunnen we met elkaar? Wat willen we met elkaar? Nou dan…

Tja, zonder een gezamenlijke koers gebeurt het dat schepen elkaar ongemerkt in de nacht passeren. In de verte hoor je alleen nog de droeve klank van de scheepshoorn.

====================================
Jan Schinkelshoek is lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor het CDA en is lid van de Nederlandse parlementaire delegatie aanwezig op het Parlementair Overleg Koninkrijksrelaties op Aruba.

www.janschinkelshoek.nl